Uw Koninkrijk kome
We leven nu in de dagen tussen Pesach (Pasen) en Shavu’ot (Het Wekenfeest / Pinksteren). In de periode tussen deze voorjaarsfeesten vond de hemelvaart plaats. Vlak voordat de Heere Jezus terug ging naar de hemel (‘de hemelse tabernakel’), stelden de discipelen de volgende vraag aan Hem: “Heere, zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen?” (Handelingen 1:6). Over het Koninkrijk van God op aarde lezen we veel in het Eerste Testament. Dat zal de tijd van herstel zijn, waarin de schepping weer hersteld wordt, waarin het volk Israël weer in zijn geheel (met alle 12 stammen) terug zal zijn in het land Israël: Eén kudde en één Herder. De grote David zal Koning over hen zijn. En Zijn paleis zal staan op de berg Sion, de stad die HEERE verkozen heeft. We weten dat de Heere Jezus terugkomt om Koning en Herder te zijn, maar onder andere in Psalm 2 lezen we dat Hij ook komt om alles recht te zetten en wraak te oefenen over Zijn vijanden, de vijanden van Zijn volk. Paulus spreekt daar ook over in 1 Thessalonicenzen 1:9 “…. om de levende en waarachtige God te dienen, en Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Die Hij uit de doden heeft opgewekt, namelijk Jezus, Die ons verlost van de komende toorn”. Wij moeten waakzaam Zijn en Hem uit de hemelen verwachten. Hoe hij ons bewaart voor de toorn van het Lam, het oordeel over Babylon kunt u beluisteren in de studie ‘hoe en waar zijn we veilig’.
Toen de discipelen aan de Heere Jezus vroegen: “Heere, leer ons bidden”, leerde Hij hen dat op de volgende manier: “Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw Koninkrijk kome: Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.”
We bidden het wel, maar stellen we het onszelf ook zo letterlijk voor? Uw Koninkrijk kome: dan zal Uw wil geschieden op de aarde zoals in de hemel.
Het Koninkrijk in het Nieuwe Testament
Hoeveel lezen we nu eigenlijk over de belofte van het Koninkrijk van God op aarde en de letterlijke vervulling hiervan in het Nieuwe Testament? Misschien toch wel meer dan dat we op het eerste gezicht denken.
Neem bijvoorbeeld dit vers: “Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.” (Filippenzen 3:20 & 21). Is onze toekomst de hemel? Nee: ons burgerschap is NU in de hemel, staat er. Zoals in Efeze ook geschreven staat dat wij NU met Hem gezeten zijn op de troon in de hemelse gewesten (Efeze 2:6). Dit is een geestelijke waarheid NU, op dit moment. Want omdat wij in de Geliefde zijn en omdat Hij op de troon zit (Efeze 1:20), zitten wij ook met Hem op de troon.
De tekst uit Filippenzen 3 gaat verder met “van waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten”. Wij moeten Hem terug verwachten op aarde. En wat zal Hij (onder andere) gaan doen als Hij op de aarde terug gekomen is? “Ons vernedert lichaam veranderen, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam”. In onze studie genaamd ‘Wat als de opname niet komt?’ lees je hier ook over, naar aanleiding van het woordje parousia in 1 Thess. 4. Over de wederopstanding van ons lichaam staat een lang hoofdstuk in de Bijbel: 1 Kor. 15. Verder heeft de Heere Jezus een bijzondere belofte gedaan aan de zachtmoedigen: “Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven” (Mattheüs 5:5). Ook het Nieuwe Testament geeft duidelijk weer dat de Heere Jezus terugkomt uit de hemelse tabernakel en dat Hij op aarde als Koning komt regeren temidden van Zijn volk. Hij zal hier op aarde aanwezig zijn, Zijn koninkrijk hebben!
Als je de betekenis van het woordje parousia kent, dan ga je sowieso het Nieuwe Testament voortaan anders lezen. Dit woord wat meestal vertaald is met ‘komst’ betekent eigenlijk ‘aanwezigheid’; dus het gaat over Jezus’ aanwezigheid hier op aarde. In de Griekse grondtekst staan de woordjes aanwezigheid en afwezigheid als ‘parousia’ en ‘apousia’. Het woord ‘par’ betekent ‘aan’ en ‘ap’ betekent ‘af’. Het woordje’ ‘ousia’ is vanuit het Grieks iets als ‘wezen’. Dus ‘aanwezigheid’ en ‘afwezigheid’. Voor komst bestaat een ander woord: ‘erchetai’. In Fillipenzen 2:12 worden de woordjes parousia en apousia wel correct vertaald: “Niet alleen zoals in mijn aanwezigheid, maar ook in mijn afwezigheid”.
Maar hoe zit het nu precies met het Koninkrijk wat de Heere Jezus weer op gaat richten voor Israël (Hand. 1:6 en Hand 15: 16)? En hoe zit het dan met de gelovigen uit de volkeren? Als we nu hemelburgers zijn en de Heere Jezus moeten verwachten vanuit de hemel van waaruit Hij terug zal komen naar de aarde, wat houdt dat dan praktisch voor ons in? Over het veranderen van ons lichaam in een punt des tijds en het gelijkvormig maken aan Zijn verheerlijkt lichaam, hebben we net gelezen. Maar wat gebeurt er daarna, als wij een verheerlijkt lichaam gekregen hebben? We geloven dat we door het geloof ingeënt zijn op de edele olijf (Rom. 11) en dat we medeburgers van (het gelovige deel van) Israël zijn geworden (Efeze 2: 12, 19). Efeze 3:6 doet er zelfs nog een schepje bovenop: “namelijk dat de heidenen mede-erfgenamen zijn en tot hetzelfde lichaam behoren en mededeelgenoten zijn van Zijn belofte in Christus”. Wij zijn tot hetzelfde lichaam gaan behoren. Door het bloed van de Heere Jezus en door het geloof in Hem mogen de gelovigen uit de volken ook bij de gemeente (het lichaam) horen en mede-erfgenamen van (de beloften aan) Israël zijn.
De erfenis waarin wij mogen delen
Nu valt er over die erfenis veel te zeggen. In de eerste plaats in ieder geval dat de Heere Jezus de Erfgenaam is van alles (Hebr. 1:2). Maar we weten dat er heel veel aan Israël beloofd is (Romeinen 9:4,5 – “Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften. Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen”). Wat zal ons deel dan zijn in de beloften aan hen gedaan, als wij samen met ‘de heiligen’ mogen delen? Zoals geschreven staat in Kolossenzen 1:12: “Daarbij danken wij de Vader, Die ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht.”
In Efeze 1 lezen we over alle geestelijke zegeningen waarmee wij gezegend zijn in de hemelse gewesten in Christus. Er zijn veel geestelijke zegeningen, maar in vers 11 wordt gesproken over een erfdeel: “In Hem zijn wij ook een erfdeel geworden, wij, die daartoe voorbestemd waren, naar het voornemen van Hem Die alle dingen werkt overeenkomstig de raad van Zijn wil.”
Deze vertaling is niet geheel logisch, want hoe kun je tegelijkertijd een kind van God, en een deel van Zijn erfenis zijn? Een kind is immers een erfgenaam en geen erfdeel. In dit geval een mede-erfgenaam van de Messias, Die de Erfgenaam is van alles (Hebreeën 1:2). Natuurlijk worden in de Bijbel op verschillende plaatsen verschillende benamingen voor kinderen van God gebruikt. En natuurlijk zijn wij Gods eigendom en in die zin ook Zijn erfdeel. Net zoals Israël Zijn erfdeel, Zijn eigendom is. Maar hier in Efeze worden veel zegeningen achter elkaar opgenoemd in een bepaalde volgorde. Het is dan niet logisch om de erfenis (de zegen voor het kind van God) te omschrijven alsof het kind van God zelf het erfdeel (de erfenis, de zegen) geworden is.
De letterlijke vertaling van vers 11 is: “In Hem, in Wie wij ook een lot verkregen hebben”. Of “In Hem in Wie wij ook werden toebedeeld door het lot te werpen”. Daarbij mag je bijvoorbeeld denken aan de toebedeling van het land Israel aan de stammen van Israël ten tijde van Jozua door het werpen van het lot. De gemeente te Efeze aan wie deze brief geschreven werd, bestond (voornamelijk) uit gelovigen uit de heidenen en wellicht ook voor een deel gelovigen in de Heere Jezus uit de verloren 10 stammen van Israël. (Dit laatste, omdat het woordje ‘vervreemd’ gebruikt wordt. Vervreemd van iets worden kun je alleen maar als je er voorheen mee bekend was).
Een paar verzen eerder wordt in Efeze 1 geschreven over ‘aangenaam gemaakt in de Geliefde’, wat te maken heeft met de terugkeer naar onze oorspronkelijke staat, de mens in het paradijs. Wij waren niet aangenaam, maar zijn weer aangenaam gemaakt in de Geliefde. Bij het terugkrijgen van wat je was kwijtgeraakt, mogen we denken aan het jubeljaar. Alles wat verloren was gegaan, geroofd of kwijtgeraakt, keerde weer tot zijn oorspronkelijke bestemming terug. Alles werd weer in zijn oorspronkelijke staat hersteld. En in het vers hiervoor, vers 10 gaat het over “wederom alles tot één te vergaderen in Christus, beide dat in de hemel is, en dat op de aarde is”. Het hemelse en het aardse worden tot (of onder) één Hoofd gebracht. De vertalers van het Nieuwe Testament hebben met het licht wat zij hadden vaak (bedoeld of onbedoeld) een ‘hemelvisie’ als onze eindbestemming en vaak ook een ‘los van Israel-visie’. Wellicht een overblijfsel van de vervangingstheologie of in latere tijden vanwege de bedelingenleer die een sterk onderscheid maakt tussen ‘Israël’ en de ‘gemeente’ (het lichaam van Christus). Een verschil wat volgens Efeze 3:6 dus niet bestaat. Wij weten echter dat onze erfenis bewaard wordt in de hemel, maar dat onze erfenis niet de hemel is, zoals hierboven al kort genoemd. Zo is het verstandig om bij alle verzen die over onze erfenis in de hemel gaan, altijd het vers goed in de context te lezen. Ook is het goed om te beseffen dat de plaats waar een erfenis bewaart wordt, iets anders is dan de erfenis zelf.
Als je Gods verbonden en beloften los van Israël en de aarde denkt, zoals velen doen, wat doe je dan met de oorspronkelijke vertaling ‘Gelovigen die in Hem een lot verkregen hebben’?
De Messias en het Land
Door de zondeval van Adam zijn wij mensen twee dingen kwijt geraakt: Onze gerechtigheid en onze heerschappij over de aarde. En wat beloofde de HEERE aan Abraham? Zowel de Verlosser als een Land. De verlossing heeft te maken met de eerste komst van de Messias en het Land of Zijn Koninkrijk, heeft te maken met Zijn tweede komst. Bij Zijn terugkomst vanuit de hemelse tabernakel, zal de Heere Jezus Koning zijn in Zijn Koninkrijk en Zijn paleis zal staan op de berg Sion. Hij zal op aarde komen wonen, temidden van Zijn volk: Ezechiël 37:22 Ik zal hen (Juda en Efraïm) tot één volk maken in het land, op de bergen van Israël. Zij zullen allen één Koning als koning hebben. Zij zullen niet langer als twee volken zijn, en niet langer nog in twee koninkrijken verdeeld zijn.
Vers 24 en 25: “En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn. Voor hen allen zal er één Herder zijn. Zij zullen in Mijn bepalingen wandelen en Mijn verordeningen in acht nemen en die houden. Zij zullen wonen in het land dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven heb, waarin uw vaderen gewoond hebben. Zij zullen daarin wonen, zij met hun kinderen en hun kleinkinderen, tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal tot in eeuwigheid hun Vorst zijn.”
In Ezechiël 48 lezen we over de nieuwe verdeling van het land, onder de stammen van Israël, als hun erfelijk bezit. En in Ezechiël 47:22 en 23 lezen we over de erfgenamen: “En het zal gebeuren dat u het als erfelijk bezit zult doen toevallen aan u en aan de vreemdelingen die in uw midden verblijven, die in uw midden kinderen verwekt hebben. Zij zullen voor u zijn als een ingezetene onder de Israëlieten. Hun zal het met u in erfelijk bezit toevallen, te midden van de stammen van Israël. Het zal gebeuren dat in de stam waarbij de vreemdeling verblijft, u daar zijn erfelijk bezit moet geven, spreekt de Heere HEERE”. Ten eerste zullen Juda (de 2 stammen, de Joden) en Efraïm (de 10 stammen) als erfgenaam terugkeren en zal de HEERE hen hun ‘erfdeel’ terug geven. Denk aan het jubeljaar. En daarbij zal het zelfs zo zijn dat de vreemdelingen (de mede-erfgenamen) die zich bij hen hebben aangesloten, mee mogen delen in de erfenis van het land.
Dus om het eenvoudig te vertalen: Dankzij Hem mogen wij met ons verheerlijkt lichaam ook zeker zijn van een woonplaats in Zijn Koninkrijk op aarde. Omdat vlees en bloed het Koninkrijk van God niet kunnen beërven, moet dit vergankelijke eerst onvergankelijkheid aandoen (naar 1 Kor. 15:50). Wat een heerlijk vooruitzicht om samen met de HEERE maaltijd te hebben op de berg Sion (zie Jesaja 25: 6 en verder). Wat heerlijk om mee te mogen delen in deze erfenis, die de Heere Jezus voor ons heeft verdiend!