“Verwonder u daar niet over, want de tijd komt waarin allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen, en zij zullen eruitgaan: zij die het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, maar zij die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding ter verdoemenis.” (Joh5:28-29)

De Grieken een dwaasheid

Paulus schrijft aan de Korintiërs dat het evangelie voor de Grieken een dwaasheid is (1Kor1:23). Eén van de redenen hiervoor is dat de Grieken het menselijk lichaam zagen als een gevangenis van de ziel. Bij het sterven werd de ziel uit deze gevangenis bevrijd om in hogere sferen het ware geluk te leren kennen. Dat iemand na zijn sterven opnieuw in een menselijk lichaam zou verschijnen was voor hen een afschuwelijke gedachte. Het Bijbelse perspectief op deze dingen is totaal anders. Het menselijk lichaam is een tempel voor God, een heiligdom waar Hij met Zijn Geest in kan wonen. Ziel, geest en lichaam horen bij elkaar. Een ziel zonder lichaam is incompleet en geen mens. Juist daarom is de bevrijdende boodschap van het evangelie dat Jezus in Zijn opstanding het leven en de onvergankelijkheid aan het licht gebracht heeft.

De ‘vergeten’ opstanding

Helaas is de opstanding van de doden in de christelijke wereld geen populair thema. Er wordt zelden over de opstanding gepreekt en de meest gebruikte kerkelijke geloofsbelijdenissen wijden slechts één kort zinnetje aan ‘de wederopstanding van het vlees’. Het Griekse gedachtegoed van de kerkvaders heeft meer invloed gehad op de christelijke beleving over opstanding dan het Bijbelse onderwijs. De eerder genoemde kerkvaders hebben de toekomstige beloften van heerlijkheid naar de hemel verplaatst, terwijl deze beloften in de Bijbel een aardse werkelijkheid aanduiden. De Reformatie heeft hier niets aan veranderd. De algemene verwachting is dat een ziel na het sterven de hemelse heerlijkheid of de helse pijniging ingaat. Dat na de opstanding van de doden het lichaam zich op die plaats bij de ziel voegt (als men dit al gelooft) is van weinig betekenis.
Deze verarming van het evangelie blijft niet zonder gevolgen. Door het negeren van de lichamelijke opstanding uit de doden doen we niet alleen te kort aan het grote aantal Bijbelgedeelten wat hier over spreekt, maar ook aan het werk van Jezus de Messias. Hij stond Zelf lichamelijk op uit de doden, als Eersteling. De Bijbel leert dat eenmaal allen op deze wijze zullen opstaan, als een machtig onderdeel van Gods plan van het brengen van gerechtigheid en herschepping.

Loon en straf

Het opstaan van de doden, heeft een sterk verband met het ontvangen van loon en straf. Hiermee is de opstanding van de doden een sleutelbegrip in het begrijpen van Gods rechtvaardige gericht wat voltrokken zal worden over alle mensen. De dood kan niet verhinderen dat gewetenloze moordenaars hun straf ontlopen maar ook niet dat rechtvaardigen hun beloning krijgen.
Op verschillende plaatsen in de Bijbel vinden we dat de rechtvaardigen in Gods koninkrijk loon zullen ontvangen, zoals de goddelozen in het verderf straf zullen ontvangen. Ieder naar de mate waarin hij of zij rechtvaardig/goddeloos was, zoals blijkt uit Romeinen 2:6: (God), “Die ieder vergelden zal naar zijn werken.” Zie ook Lukas 12: 41-48. Ook in Romeinen 2:12 wordt het verschil in strafmaat genoemd: “Want zovelen, als er zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan; en zovelen, als er onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden;” Ook uit Hebreeën 10: 28 en 29 blijkt dat er verschil in strafmaat is: “Als iemand de wet van Mozes heeft te niet gedaan, die sterft zonder barmhartigheid, onder twee of drie getuigen; Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zoon van God vertreden heeft, en het bloed des testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan?” 2 Korinthe 5:10 zegt: “Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.” Dat er niet alleen verschil is in straf maar ook in beloning blijkt bijvoorbeeld uit de gelijkenis in Lukas 19:16-19, waar de ene dienaar macht krijgt over vijf steden, en de ander over tien steden.

Deze studie dient voornamelijk om duidelijk te maken dat deze beloning en bestraffing plaats zullen vinden in het koninkrijk van God. “En de zevende engel blies op de bazuin, en er klonken luide stemmen in de hemel, die zeiden: De koninkrijken van de wereld zijn van onze Heere en van Zijn Christus geworden, en Hij zal Koning zijn in alle eeuwigheid. En de volken zijn toornig geworden, en Uw toorn is gekomen en daarmee ook het tijdstip voor de doden om geoordeeld te worden, en om het loon te geven aan Uw dienstknechten, de profeten, en aan de heiligen en aan hen die Uw naam vrezen, de kleinen en de groten, en om hen te vernietigen die de aarde vernietigden.” (Op11:15&18)

Als het koninkrijk van God aanvangt op aarde begint daarmee ook de tijd waarin de doden opgewekt zullen worden om beloning, dan wel bestraffing te ontvangen. Loon voor de dienstknechten, straf voor de verdervers.

Rechtvaardigen en goddelozen staan tegelijk op

“De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel samen met dit geslacht en zullen het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona, en meer dan Jona is hier. De koningin van het zuiden zal opstaan in het oordeel, samen met dit geslacht en het veroordelen, want zij is gekomen van de einden van de aarde om de wijsheid van Salomo te horen; en zie, meer dan Salomo is hier.” (Matt 12:41-42) “Want de ure komt, in dewelke allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen, en zullen uitgaan; die het goede gedaan hebben, tot de opstanding van het leven, en die het kwade gedaan hebben tot de opstanding der verdoemenis.” (Matt 5:28-29)
“En velen die in het stof van de aarde slapen zullen ontwaken; sommigen tot eeuwig leven, anderen tot smaad, tot eeuwig afgrijzen.” (Dan 12:2)
De bovenstaande Bijbelgedeelten leren ons dat rechtvaardigen en goddelozen tegelijk opstaan. Dit aspect is maar weinig bekend. Veel gelovigen menen dat de rechtvaardigen aan het begin van het koninkrijk opstaan, en de goddelozen aan het einde van de duizend jaar. Dit is dan gebaseerd op Openbaring 20:5 waar staat: “De overigen van de doden werden niet weer levend totdat de duizend jaren geëindigd waren.” Als deze tekst zou onderwijzen dat goddelozen pas na de 1000 jaar opstaan komt die met de bovenstaande plaatsen in botsing. Een nauwkeurige lezing leert ons dan ook anders. Een belangrijke vraag is: Wie zijn de overigen die hier genoemd worden?
In Openbaring 20:4 staat: “En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven. En ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, en die het beest en zijn beeld niet hadden aanbeden, en die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. En zij leefden en gingen als koningen regeren met Christus, duizend jaar lang.” Hier gaat het over gelovigen die opstaan en met Christus regeren, 1000 jaar lang. Dat ontvangen zij als beloning op hun martelaarschap en hun leven van toewijding en heiliging. Dit voorrecht is niet voor allen. Openbaring 20:5,6: “Maar de overigen van de doden werden niet weer levend, totdat de duizend jaar tot een einde gekomen waren. Dit is de eerste opstanding. Zalig en heilig is hij die deelheeft aan de eerste opstanding.” De gelovigen die na de duizend jaar opstaan horen duidelijk nog bij de eerste opstanding. Niet eerste in tijd, maar in rang. De term ‘eerste’ duidt hier niet op de tijdsvolgorde maar op de gradatie. Er zijn gelovigen die opstaan in de eerste opstanding, de opstanding van de rechtvaardigen, maar die niet bestemd zijn om mee te regeren met Christus in de duizend jaren. Zij ontvangen ‘weinig’ loon. Zij behoren tot de eerste opstanding, maar het was kantje boord. Toch kan van hen gezegd worden:  “Over hen heeft de tweede dood (de definitieve) geen macht.” (Openbaring 20:6b) Als gevolg van een slordig leven waarin weinig van de Heere Jezus te merken was komen zij er pas aan het einde bij.

Ieder in zijn eigen orde

1 Korinthe 15 is één van de belangrijkste hoofdstukken als het gaat over de opstanding van de doden. We moeten daarbij wel bedenken dat Paulus hier alleen ingaat op de rijkdom die de lichamelijke opstanding betekent voor de gelovigen. Aan het oordeel over de goddelozen gaat de Geest van God in dit gedeelte voorbij. Dit komt in andere gedeelten ter sprake.
1 Korinthe 15:22,23: “Want zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Ieder echter in zijn eigen orde: Christus als Eersteling, daarna wie van Christus zijn, bij Zijn komst.” (letterlijk: in Zijn ‘parousia’= aanwezigheid’).
Paulus legt hier uit dat de opstanding van de gelovigen een geordend geheel zal gaan worden. In tegenstelling tot wat deze vertaling wil doen geloven zijn er meer dan twee orden. Het laatste stukje van dit vers laat zich namelijk veel beter vertalen met “in Zijn aanwezigheid” dan met “bij zijn komst”. De doden zullen opgewekt worden in aanwezigheid van ‘De Opgestane’ die macht heeft over leven en dood, niet allemaal tegelijk, maar in een ordelijke structuur. Wij geloven dat opwekking van doden een maandelijkse gebeurtenis zal zijn. De boom des levens draagt immer ook van maand tot maand vrucht en ook het feest van de nieuwe maan (wat met bazuingeschal aanvangt) wijst in zijn profetische betekenis naar dit schitterende heilsfeit vooruit. Was het bij David zo dat zijn machthebbers op maandelijkse basis met Hem regeerden (1Kronieken 27), bij de grote Zoon van David zal het niet anders zijn. Het ontbreekt ons aan ruimte om in deze korte studie in te gaan op details, maar het moge duidelijk zijn dat een verdiept inzicht in deze zaken de Heer verheerlijkt en onze vreugde en verwachting vergroot.

Enkele voetnoten

Ter verduidelijking nog twee korte voetnoten. De laatste bazuin waarover hier geschreven wordt is de zevende bazuin uit het boek openbaring. Wij weten inmiddels dat dit geen korte periode is, maar dat deze bazuin het startsignaal is van het 1000-jarige koninkrijk, de periode van aanwezigheid van Jezus Christus. De gangbare leer is dat op het moment van de bazuin alle gelovigen tegelijk opgewekt of veranderd worden. Dit staat echter niet in de tekst. Voor degenen die veranderd worden geldt dat dit in een oogwenk zal gebeuren maar niet dat dit voor allen tegelijk zal zijn. In 1 Thessalonicenzen 4 leert Paulus juist stellig dat de levende gelovigen ten tijde van de wederkomst de ‘in Christus ontslapen gelovigen’ niet zullen voorgaan. “De doden die in Christus zijn zullen éérst opstaan…” Het voert te ver om aan de betekenis van dit gedeelte uitgebreid aandacht te besteden in deze studie. Laten wij volstaan door te stellen dat dit gedeelte in het geheel niet spreekt over een geheime opname voor een veronderstelde verdrukking, maar over een openbaar en heerlijk gebeuren, de opstanding van de gelovigen in Jezus’ aanwezigheid, en hoe deze opgestane gelovigen in die verheerlijkte toestand hun Heer zullen begroeten. Dit herhaalt zich steeds opnieuw en opnieuw.

Conclusie

Er blijven nog genoeg Bijbelgedeelten onbesproken. Concluderend kunnen we stellen dat de opstanding van de doden een belangrijk thema is waar de Bijbel vaak over spreekt. Ook al in het Eerste Testament, zoals bijvoorbeeld in Daniël 12:2: “En velen van hen die slapen in het stof van de aarde, zullen ontwaken, sommigen tot eeuwig leven, anderen tot smaad, tot eeuwig afgrijzen.” Jesaja spreekt er ook over in hoofdstuk 25:8: “En Hij zal de dood voor altijd verslinden, de Heere HEERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen.” En in hoofdstuk 26:19: “Uw doden zullen leven – ook mijn dood lichaam – zij zullen opstaan.” En dan heeft Jesaja het over de heerlijke toekomst waarin ook de smaad van Gods volk wordt weggenomen, in het Koninkrijk van God. Hoe meer wij oog krijgen voor het herstelplan van God in het koninkrijk van Zijn Messias, hoe meer wij ook zullen inzien dat de opstanding van de doden hier een centrale rol in speelt. In tegenstelling tot de gangbare gedachten zal dit geen massaal gebeuren zijn met lange rijen, maar een geordend en gestructureerd geheel waarin steeds opnieuw mensen opstaan, geoordeeld worden en beloning of bestraffing ontvangen “overeenkomstig zijn werken” (Op 21:12).

Lees meer over de opstanding in het boekje ‘Wat als de opname niet komt’

Lees meer over het ontstaan van de visie van de opname van de gemeente