Een aloude spreuk zegt in het Latijn: Ecclesia Reformata Semper Reformanda. In goed Nederlands betekent dat: De kerk die gereformeerd is, moet altijd gereformeerd worden. Dit gold in de vroege kerkgeschiedenis, dit gold ten tijde van de Reformatie, dat geldt zeker in onze tijd. Maar het is de vraag of tijdens het herdenken van de Hervorming op 31 oktober deze bereidheid om te blijven ‘reformeren’ ook onderdeel is van de herdenking. Het is de dood in de pot wanneer in de kerk een geest heerst van gearriveerdheid. Want er is geen enkele reden om ooit zelfgenoegzaam te zijn. Een puur herdenken van de Reformatie, omdat we willen laten zien dat we ‘kinderen van de Reformatie zijn’, brengt geen nieuw elan in de gemeente, geen nieuw leven, geen nieuwe visie. Het doel van het herdenken van Gods daden in het verleden moet ook altijd zijn: bereid zijn nu onderdeel te zijn van Gods grote daden, onderdeel te willen zijn van wat de Geest in onze tijd openbaart, wat ‘hervormd’ moet worden volgens het Woord van God, ook al zijn het zaken die honderden jaren verborgen waren. Zoals Johannes de Doper bekering preekte ‘omdat het Koninkrijk van God nabij was’, zo gaat ook nu een oproep tot bekering tot de gemeente uit: bekeer u van alle overgebleven verbinding met Babylon, want het Koninkrijk van God is aanstaande.
De Reformatie, alles op zijn plaats?
Zoals we weten heeft in de 16e eeuw de Reformatie plaatsgevonden. Tijdens deze beweging, ingezet door Maarten Luther, Calvijn en andere protestanten, zijn veel misstanden en dwalingen die de kerk van Rome had ingesteld, rechtgezet. Veel van wat anti-christ was, dus wat ‘in de plaats van’ Christus gekomen was en ‘in plaats van’ Zijn gezag, is tijdens de Reformatie hersteld. Allereerst wordt Christus weer Zelf beleden als het Hoofd van de gemeente in plaats van de paus als opperhoofd. Heel wezenlijk is ook dat nu weer geleerd wordt dat ieder mens door geloof zalig wordt in plaats van door de werken. Het geloof in het enige offer van Jezus in plaats van het misoffer breekt door. Het gezag van het Woord van God komt weer in de plaats van de kerkelijke wetboeken en concilies. Eenvoud wint het weer van pracht en praal.
Gelukkig is de zekere hoop op een zalige opstanding uit de dood weer terug in het geloof. De louterplaats, het vagevuur, hoeft niet meer gevreesd te worden; zij bestaat niet. De verzegeling door de Heilige Geest neemt de plaats weer in van allerlei merktekenen zoals zalfolie, vormsel, wijding en kruistekens. Jezus als Middelaar in plaats van Maria als middelares, is weer de enige hemelse advocaat bij God. Maar is daarmee alles weer op zijn plaats gekomen in de gemeente van de Heere?
Gods wil en wet hersteld?
Verschillende ontwrichtingen en verminkingen van de wet van God worden tijdens de Reformatie hersteld. Met het eerste gebod, U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben, was eeuwenlang de hand gelicht. Vele eenvoudige gelovigen hebben het niet eens door gehad, dat andere goden werden gediend. Dat is met de Hervorming voorbij. Ook het tweede gebod, dat helemaal aan de kant geschoven was, wordt weer gehoorzaamd. Natuurlijk mag je geen beelden maken van allerlei schepselen en daarvoor knielen. Hoe is het mogelijk dat beelden maken en vereren eeuwenlang gewoon was terwijl Gods wet het zo nadrukkelijk verbiedt? Het antwoord op deze vraag is, dat de Bijbel een gesloten en verboden boek was voor de leken. Bovendien wordt in de katholieke catechismussen het tweede gebod gewoon weggelaten. Van gebod één springen ze direct over naar gebod drie. Om toch aan de tien geboden te komen is het tiende gebod in tweeën gesplitst.
Het derde gebod gebiedt Gods Naam niet ijdel te gebruiken. Misbruik van Gods naam wordt door de hervormers bestreden. De goddelijkheid van de paus, van Maria en ook van de heiligen en van de hostie, wat allemaal ook ijdel gebruik van Gods Naam inhoudt, wordt niet meer erkend.
Het celibaat, het verplicht ongehuwd blijven van de priesters, en het afleggen van de kloosterbelofte zijn er de oorzaak van geweest, dat het zevende gebod eeuwenlang gruwelijk is overtreden. Dit gebeurt tot in onze tijd toe. Wat nu openbaar komt met betrekking tot pedofilie, incest en verkrachting is maar een topje van de ijsberg, van wat er door de eeuwen heen heeft plaatsgevonden. Om van de Roomse biechtpraktijk maar niet te spreken; wat een onzedelijkheid is daar uit voortgekomen. Echter, het huwelijk wordt door de hervormers weer in ere hersteld. Herders en leraars in de protestantse gemeenten trouwen weer, zoals Gods Woord het ook leert.
Opnieuw stellen we de vraag: Is nu in de Reformatietijd en daarna alles weer teruggebracht naar de Bijbelse oorsprong, zoals God het wil? Ja, veel wel, maar de vraag is, is de wetteloosheid helemaal ongedaan gemaakt? Wetteloosheid is immers één van de kenmerken van de afvallige kerk. Hoe zit het met het vierde gebod? Dit gebod maakt toch ook deel uit van Gods onveranderlijke wil?
Houdt Zijn geboden
In de Bijbel is maar één keer een gedeelte opgenomen dat God Zelf geschreven heeft. Dat gedeelte is, de wil van God uitgedrukt in de tien geboden. Die tien geboden zijn door Gods vinger in stenen tabletten geschreven:
“Toen zei de HEERE tegen Mozes: Houw twee stenen tafelen voor u uit, zoals de eerste, dan zal Ik op die tafelen de woorden schrijven die op de eerste tafelen stonden,… En God schreef op de tafelen de woorden van het Verbond, de Tien woorden.” (Exodus 34:1,28b)
Niemand, die God heeft leren kennen, zal durven stellen dat deze geboden niet Gods wil voor de hele schepping zijn. De schepper van hemel en aarde maakt Zijn wil bekend. Welk schepsel zal dan deze wil naast zich neer kunnen leggen? Salomo zegt:
“Vrees God, en houdt u aan Zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen.” (Prediker 12:13b)
Alle gelovigen van alle denominaties erkennen de geboden van God. Zij vormen immers de maatstaf voor een leven van liefde tot God. Zij willen de mens leiden tot gehoorzaamheid aan God en tot een leven in liefde met de naaste.
De geboden zijn goed en je moet ze letterlijk nemen, net zoals verkeersregels goed zijn en letterlijk genomen moeten worden. Regels in het verkeer zijn nodig voor een goed gedrag en ter voorkoming van ongelukken en voor een geordende doorstroming op de wegen, kruispunten, en oversteekplaatsen. Niet minder zijn Gods regels nodig op de levensweg naar Gods Koninkrijk. Ze zijn er voor ons bestwil.
Niemand zal ontkennen dat wanneer iedereen zich houdt aan de tien geboden het leven zeer aangenaam zou zijn. Hoe kan het dan dat het vierde gebod niet letterlijk wordt gehouden?
Daar lijken twee redenen voor te zijn. Voor de ene gelovige is het opeens wettisch om je aan het vierde gebod te houden en voor de ander is er in dit gebod opeens iets dat je niet letterlijk moet nemen. De één zegt eigenlijk: “Negen geboden zijn goed en door de Heilige Geest leer ik ze te houden, maar je houden aan het vierde gebod, dat hoeft niet, want ik ben vrij van de wet.” De ander zegt: “De sabbat is voor de Joden. Wij, christenen, vieren de opstandingsdag van Christus, de eerste dag van de week.”
Scheppingsinzettingen
Dat de sabbat een Joodse inzetting is, zoals beweerd wordt, is niet waar. De sabbat wordt in het paradijs ingesteld, lang voordat er van Joden sprake is:
“Toen God op de zevende dag Zijn werk, dat Hij gemaakt had, voltooid had, rustte Hij op de zevende dag van al Zijn werk dat Hij gemaakt had. En God zegende de zevende dag en heiligde die, want daarop rustte Hij van al Zijn werk, dat God schiep door het te maken.” (Genesis 2:2,3)
Een prachtig commentaar hierop zegt:
“In het paradijs stelde God de sabbat en het huwelijk in. En toen het eerste mensenpaar ten gevolge van zijn ongehoorzaamheid de hof van Eden moest verlaten, mocht het deze beide inzettingen als een Goddelijke erfgift en herinnering aan het verloren paradijs meenemen. De wekelijkse rustdag op de dag des Heeren was voor de Oud-Testamentische gelovigen een herinnering aan God als de Schepper van hemel en aarde en een voortdurende bevestiging van de blijde hoop, dat weldra een nieuw paradijs door Gods herscheppende kracht zal worden opgericht.” (F. J. Voorthuis; ’s Werelds eenige hoop, blz. 221)
Het huwelijk, het ene paradijsbloempje, heeft voor de gelovigen nog steeds alle glans en schoonheid, in tegenstelling tot de wereld. Hoe komt het dan dat de andere bloem, de door God gezegende en geheiligde zevende dag, veracht, vertrapt en verplaatst is?
Jezus noemt in Johannes 10:10 de gelovigen van het Oude en Nieuwe Verbond één kudde, waarvan Hij de Herder is. De Nieuwtestamentische gelovigen zijn volgens Jezus’ woorden de “andere schapen, die ook toegebracht moeten worden, en het zal worden één kudde en één Herder.” Is het dan mogelijk dat die ene kudde twee rustdagen heeft? De meeste gelovigen houden de zondag, een groeiend aantal gelovigen viert de sabbat.
Hogere macht
De bekende messiaanse Jood Ben Zwi uit Jeruzalem werd tijdens zijn spreekbeurten in Nederland een keer gevraagd of hij denkt dat de sabbat gehouden zou moeten worden. Hij antwoordde:
“Ten eerste wil ik zeggen: De wet van de Meden en Perzen kon niet herroepen worden dan alleen door een hogere macht. Zo is het ook met de wet van God. Zij kan alleen herroepen worden door een hogere macht. Ten tweede als u vragen hebt over de sabbat, ga er mee naar Jezus; Hij is de Heer van de sabbat.”
Een macht naast of boven die van God is er vanzelfsprekend niet. Toch weten we van één macht, die zich in de geschiedenis naast en zelfs boven God gesteld heeft: de kerk van Rome met de paus als absolute gezaghebber. De paus denkt God te vertegenwoordigen op aarde en kan daarom doen wat hij wil:
“Het gezag van de paus is zo groot en machtig dat hij zelfs de goddelijke wetten kan aanpassen, uitleggen en zelf interpreteren. De paus kan de goddelijke wet veranderen, want zijn macht is niet uit de mensen maar van God, en hij handelt in Gods plaats op aarde, met de macht om zijn schapen te binden of los te laten.” (Lucius Ferraris in Prompta Bibliotheca “Papa,” art. 2)
Het onmogelijke vindt plaats. Er is een macht die denkt boven alles uit te steken, die zelfs Gods wet aan haar wil denkt te kunnen onderwerpen. Zij heeft de euvele moed gehad het vierde gebod te veranderen. Zij durft dat zonder schaamte ook eerlijk te zeggen. In een Roomse catechismus wordt het volgende onderwezen:
“De zondag is de eerste dag der week. De Heilige Kerk heeft in de nieuwe wet deze dag aan God zonderling toegewijd, in plaats van de Sabbatdag die, volgens Gods gebod, onder de Oude Wet gevierd werd. Hoewel de tien geboden als natuurwetten onveranderlijk zijn, kon de Heilige Kerk nochtans die verandering doen.” (Mechelschen Catechismus; Mgr. Lambrecht, blz. 194)
Sabbat veranderd?
Dat de kerk de dag veranderd heeft, is heel wat anders dan wat door veel protestanten wordt gedacht. Veel gelovigen gaan ervan uit dat Jezus en de apostelen de rustdag van de sabbat hebben verplaatst naar de zondag. Zou de werkelijkheid dan toch anders zijn? Jezus zegt tegen Zijn volgelingen dat wanneer zij moeten vluchten uit Jeruzalem, zij mogen bidden dat dit niet op een sabbat zal zijn (Mattheüs 24:20). Dit vluchten zal ruim 30 jaar na Zijn hemelvaart pas plaatsvinden. Wist Jezus soms Zelf niet dat Hij de sabbat naar de zondag zou verplaatsen en zijn volgelingen geen sabbat meer zouden vieren?
De tekst in Openbaring 1:10, waarin staat dat Johannes in de geest op de dag des Heeren is, kan niet anders uitgelegd worden, Schrift met Schrift vergelijkend, dan dat Johannes in de geest al op de dag van oordeel of wederkomst is. Met de zondag heeft dit helemaal niets te maken; het is niet anders dan verdraaiing van het Woord van God. De zeven gemeenten in Klein-Azië hebben, toen ze dit lazen over de dag des Heeren, zeker niet gedacht aan de zondag. Lees alle teksten in het Oude Testament, die over de dag des Heeren gaan, er maar op na. Het is trouwens met zekerheid te zeggen, dat de gelovigen, Joods zowel als niet-Joods, de sabbat vieren in de eerste eeuwen. Zelfs wanneer zij steeds meer vanuit Rome onder druk komt te staan. In een oud boek uit 1640 staat:
“Vanaf de tijd van de apostelen tot het concilie van Laodicea, dat rond het jaar 364 plaatsvond, ging het heilig houden van de Joodse Sabbat door. Dat is door citaten van veel schrijvers aangetoond. Dit ging zelfs door ondanks het decreet van het concilie tegen het vieren van de de Sabbat. (John Ley; Sunday and Sabbath, London, blz. 163)
De bekende bisschop Ambrosius van Milaan (340-397) zegt in de vierde eeuw nog dat, wanneer hij in Milaan is, hij de zaterdag houdt. Maar is hij in Rome, dan houdt hij de zondag. Dit doet het spreekwoord ontstaan: “Als je in Rome bent, doe dan als Rome.” (Peter Heylin; History of the Sabbath, 1636)
De rol van Rome
Samuël Bacchiocchi schrijft, na vijf jaar studie gedaan te hebben, een boek ‘van Sjabbat naar Zondag’. Als niet-katholiek doet hij zijn studie aan de faculteit Kerkgeschiedenis van de Pontificia Universitas Gregoriana in Rome. Hij heeft daarbij toegang tot alle bronnen. In genoemd boek, dat in 2003 in het Nederlands wordt vertaald, doet hij verslag van een uitgebreid onderzoek naar wanneer, waar en waarom de zondag opkwam als dag van eredienst in plaats van de sabbat. Eén van zijn conclusies is:
“De rol die de kerk te Rome speelde in het veroorzaken van de verwerping van de sjabbat en de aanneming van de zondag is onderschat geweest, zo niet geheel genegeerd in studies… Ons onderzoek heeft tot zover vastgesteld dat de viering van de zondag opkwam in een bewuste tegenstand tegen of afstand van de joodse sjabbat…
We hebben ontdekt dat de verandering van de dag van eredienst lijkt te zijn aangemoedigd door aan de ene kant de anti-judaïstische politiek van de keizer op sociaal, militair, politiek en letterkundig gebied, die het nodig maakte voor christenen om hun banden met de Joden te verbreken en aan de andere kant door het grote conflict dat bestond tussen de Joden en de christenen.
Vooral in Rome was de impopulariteit van de Joden groot. Dit lijkt een voorname rol te hebben gespeeld in de aanzet tot acceptatie van de zondagse eredienst. Het wordt niet alleen aangegeven door de invoering en het afdwingen van het nieuwe paaszondagfeest (nauw verbonden met de wekelijkse zondag), maar ook door de maatregelen die Rome nam om de sjabbat theologisch en praktisch in waarde te doen verminderen.
De sjabbat werd in feite geherinterpreteerd als een tijdelijke inzetting, die aan de Joden was gegeven als teken van hun ongeloof. Daarom werd de christenen bevolen hun breuk met de Joodse sjabbat te tonen door te vasten op die dag, door af te zien van des Heren maaltijd en door geen religieuze samenkomsten bij te wonen.” (Samuele Bacchiocchi; Van Sjabbat naar Zondag, blz. 184,185; met toestemming van Uitgever Highway Media overgenomen)
Sabbat teken van verwerping
Justianus in Antiochië (± 117), Barnabas in Alexandrië, (± 138) en Justinus in Rome (± 160) geven in de vroege kerk al blijk van sterk anti-judaïstische gevoelens. Barnabas verwerpt door een allegorische uitleg van de Bijbel, waarbij de dingen zinnebeeldig worden geduid, de historische waarde van de Joodse praktijken:
“Barnabas ontkent daarbij geheel en al, dat de letterlijke praktijk van de sjabbat ooit het voorwerp van Gods gebod is geweest. Hij ontdoet de sjabbat van haar betekenis en verplichting voor de huidige tijd met als doel, de achtste dag ervoor in de plaats te stellen als haar wettige voortzetting en vervanging.”
Justinus, die uit Rome komt, verlaagt in zijn brieven de sabbat tot ‘het merkteken van de verwerping van het Joodse volk’. Allerlei motivaties worden naar voren gebracht om de nieuwe dag van eredienst te verdedigen: de noodzaak van scheiding met de Joden, de schepping van het licht op de eerste dag, de achtste dag van de besnijdenis, de acht zielen in de ark en de vijftien ellen (zeven plus acht) water die de bergen bedekte tijdens de vloed. Toen de zondag stevig gevestigd was, kwam de opstanding naar voren als de voornaamste reden voor haar viering. (Samuele Bacchiocchi; ‘Van Sjabbat naar Zondag.’ blz. 215)
Afkeer van het aardse
De anti-judaistische gevoelens zijn mede een gevolg van de invloed van het denken van Marcion. Hij leert een scherpe tegenstelling tussen het Oude Testament en de tijd na de komst van de Messias. De wet is overbodig geworden. Je wordt immers behouden door geloof. De god van het Oude Testament is, in zijn visie, een lagere god. Marcion is daarom ook fel anti-Joods. De Joden moet je verwerpen net als die rechtvaardige god zonder liefde. Een afkeer van alles wat met Jeruzalem, het aardse Koninkrijk en de Joden te maken heeft, is het gevolg. Hoewel Marcion als ketter nog wordt verworpen, blijkt dat tijdgenoten toch beïn-vloed zijn.
Marcion werkt zelfs door tot in onze tijd. De theologie waarbij de gemeente wordt opgenomen voordat de zogenaamde verdrukking begint en waarbij de Joden er (nog een keer) van langs krijgen is hier ook nog een vrucht van. Deze leer maakt de Joden weer tot tweederangs burgers in het Koninkrijk van God (zie bijlage I; een eindtijd sprookje).
Langzamerhand krijgen zulke gnostici (gnosis = kennis), zoals ook Marcion is, meer de overhand in de vroege kerk. Wanneer deze vergrieksing van het christendom doorzet, wordt het eenvoudige toekomstgerichte geloof omgevormd. Het geloof wordt tot een leersysteem naar het voorbeeld van de verschillende Griekse filosofische scholen.
Steeds meer wordt de invloed van de Griekse denkrichtingen in de christelijke leer merkbaar. Er ontstaat een afkeer van het stoffelijke en een verheerlijking van het geestelijke. Veel christenen proberen af te sterven aan het aardse en gaan in onthouding leven. De ascese doet zijn intrede. Dat zal uiteindelijk resulteren in zich helemaal uit het aardse terugtrekken in kloosters.
Sabbat symbool van aards koninkrijk
Deze afkeer van het aardse brengt een verachten van de aardse Koninkrijksgedachte met zich mee. De profetische verwachting wordt langzamerhand gezien als een veel te aards denken, veel te stoffelijk. Daarom lezen de gelovigen het Oude Testament niet meer stuk, zoals de eerste gelovigen wel deden, om te zien hoe het Koninkrijk van God te midden van Israël met Jeruzalem als centrum er uit zal zien. Deze hoop op het Koninkrijk op aarde vervliegt langzamerhand. Hoe anders is dit bij Paulus. Het laatste vers van het boek Handelingen zegt dat hij het Koninkrijk van God predikte. Zoals ook Jezus Zijn discipelen voor Zijn hemelvaart veertig dagen onderwees over dingen “die het Koninkrijk van God betreffen.” (Handelingen 28:31b; 1:3b)
Jezus wordt nog wel als Zoon van God beleden, maar niet meer als Koning van Israël. Terwijl Nathanaël, bijvoorbeeld, beide belijdt:
“Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israel.” (Johannes 1:50)
Het geloof richt zich niet langer meer op het Koninkrijk van God met Jezus als Koning en Jeruzalem in het middelpunt. Een Koninkrijk van God waar je van aardse dingen zou genieten, nee dat kan natuurlijk niet. Dat het volk Israel wel een aards Koninkrijk verwacht is daarom een gebrek, zo wordt gezegd.
Wanneer je zo denkt, waarom zou je dan ook een dag vieren, die het symbool is van het Koninkrijk dat hier op aarde zal komen? In plaats van de sabbat, die aards is, vieren de christenen liever de zondag als symbool van een geestelijke toekomst, de hemelse toekomst.
Het concilie van Laodicea in het jaar 364 schaft de viering van de sabbat definitief af en stelt de viering van de zondag als de dag des Heeren vast. Zij verbiedt de viering van de Joodse sabbat op straffe van vervloeking. Als er christenen zijn die ‘judaïseren’, moeten zij vervloekt worden als zijnde zonder Christus. Ook wordt verplicht gesteld op de zevende dag de dagelijkse arbeid te verrichten, op straffe van vervloekt te worden
Zonneverering
De anti-judaïstische gevoelens en verachting van het aardse zijn niet de enige reden voor het neerhalen van de sabbat en het verhogen van de zondag. De algemene gangbare zonneverering onder de heidenvolken, met haar Babylonische oorspong, is ook van grote invloed op de invoering van de zondagverering.
In een slotconclusie aan het eind van zijn boek concludeert Samuele Bacchiocchi:
“Het heidendom wees aan de christenen, die voorheen de dag en de cultus van de zon hadden gekend, op de mogelijkheid van het aannemen van de vereringsdag van de zon als hun nieuwe dag van eredienst, aangezien de rijke symboliek ervan bevorderlijk was voor de verering van de ware Zon der gerechtigheid.”
“Het is opmerkelijk dat de zondagsliturgie en de zondagsrust slechts geleidelijk werden gevormd naar het voorbeeld van de Joodse sabbat. In feite werd de complete toepassing van het sjabbatsgebod van een algehele rust niet nageleefd op de zondag vóór de vijfde en zesde eeuw. Dit bevestigt onze bewering dat zondag de dag van rust en eredienst werd, niet krachtens een apostolisch voorschrift maar veeleer door kerkelijk gezag, dat vooral werd uitgeoefend door de kerk van Rome.” (Samuele Bacchiocchi; Van Sjabbat naar Zondag, blz. 291)
Van de Engelse journalist Arthur Weigall, Egyptoloog en schrijver, is de volgende conclusie:
“De kerk maakte van de zondag een heilige dag…vooral omdat het de wekelijkse viering was van de zon; want het was beslist een Christelijke gedragslijn om de heidense feesten over te nemen waar de mensen zich door de traditie aan hielden, en aan die dagen een Christelijke betekenis te geven.” (Arthur Weigall; The Paganism in Our Christianity, 1928, blz. 145.)
Katholieke getuigenissen
De zaak van het verplaatsen van de sabbat naar de zondag moet eerlijk onder ogen worden gezien. Laten de protestanten net zo eerlijk worden als de Rooms-katholieken in dit opzicht. Rome claimt dat zij verantwoordelijk is geweest voor de instelling van de viering van de zondag. Kardinaal-Aartsbisschop James Gibbons schrijft:
“Gij moogt de Bijbel lezen van Genesis tot de Openbaring, gij zult geen enkele gezaghebbende uitspraak vinden die het heiligen van de zondag bevestigt. De Schrift beveelt het godsdienstig onderhouden van de sabbat, een dag die wij nooit heiligen.” (James Gibbons; Het geloof onzer vaderen, blz. 107)
Van dezelfde kardinaal Gibbons is ook de uitspraak:
“De Katholieke Kerk heeft uit hoofde van haar goddelijke zending de dag veranderd van Zaterdag naar Zondag.”
In een Roomse catechismus, die de apostolische zegen van paus Pius X meekrijgt, staat te lezen:
“Vraag: Wat is de Sabbatdag?
Antwoord: De zaterdag is de Sabbatdag.
Vraag: Waarom vieren wij zondag in plaats van de Sabbatdag?
Antwoord: We vieren zondag in plaats van de Sabbatdag, omdat de Katholieke Kerk op het Concilie van Laodicea (in het jaar 364) de plechtigheid van de zaterdag op de zondag heeft overgebracht”
(Rev. Peter Geiermann; The Convert’s Catechismus of Catholic Doctrine;
blz. 659 uit A. de Linge, Daniël een profeet voor onze tijd, blz. 122)
De katholieke kerk heeft er ook geen moeite mee toe te geven dat de zondag geen Bijbels voorschrift is. Zij beschouwen de Bijbel immers niet (alleen) normgevend voor het geloof:
“Indien je alleen de Bijbel volgt dan ben je verplicht om de zaterdag te heiligen, want dat is de dag waarvan de Almachtige God zegt dat je die zal heiligen voor Hem. Door het houden van de zondag volgen niet-katholieken het 1800 jaren oude gebruik van de Katholieke kerk, een traditie en geen Bijbels voorschrift… Bij de Katholieken bestaat er betreffende deze kwestie geen probleem. Daar wij de bijbel niet beschouwen als de enige regel voor ons geloof, kunnen we steeds terugvallen op de aanwezige praktijken en tradities van de kerk.” (Francis G. Lentz; The Question Box, 1900, blz. 98,99.)
Teken van gezag
De pauselijke kerk meent goddelijk gezag te hebben. Dit vermeende gezag van de paus is zo groot en machtig dat hij zelfs de goddelijke wetten kan aanpassen, uitleggen en zelf interpreteren. Twijfel niet aan deze macht, zeggen ze zelfs, want de instelling van de verering van de zondag, die wereldwijd plaatsvindt, is daar het teken van:
“Zondag is een teken van gezag … onze kerk is de Bijbel, en deze beweging van het handhaven van de zaterdagrust op zondag is het bewijs van dat feit” (Katholieke Record van London, Ontario, september 1923)
“Zondagsviering door protestanten is hulde, die zij ondanks zichzelven, bewijzen aan de autoriteit van de Katholieke kerk.” (Monsigneur Segur; Plain talk about the Protestantism of today, blz. 213)
Alle protestantse gelovigen die navolgers willen zijn van de moedige hervormers, hebben net als zij de leus ’de Bijbel en de Bijbel alleen’. Dan is het echter wel beschamend, dat van Roomse kant gezegd kan worden, dat de protestanten door hun zondagviering op dit punt toch de macht van de katholieke kerk erkennen boven de Bijbel. Zulke aanklachten zijn er meer:
„de verandering van de sabbat en het instellen van de zondag, waar protestanten nu mee akkoord gaan;… want door het vieren van de zondag erkennen zij dat de kerk het recht heeft feestdagen in te stellen en het niet-vieren daarvan als zonde te beschouwen”. (Henry Tuberville; An Abridgement of the Christian Doctrine, blz. 58).
De hele wereld gehoorzaam
Dat nu juist van Roomse zijde gezegd kan worden, dat protestanten inzettingen houden die elke Bijbelse grond missen, doet pijn. Maar zij spreken hierin wel de waarheid. Wat zij zeggen betreffende de verandering van de sabbat is gewoon waar. De Roomse kerk en geen ander heeft aan Gods wet geknoeid.
Deze illegale grondwetswijziging is op grote schaal in heel de wereld doorgevoerd. Vele volken en landen hebben er voor gekozen mee te gaan met deze verandering. Zelfs in het ontkerstende Europa is de zondag nog allerwegen dé rustdag. De zondagviering is één van de misleidingen, die Rome nog steeds macht geeft over “elke stam, taal en volk” (Openbaring 13:7b).
Onbewust bewijzen de meeste kerken, gemeenten en groepen nog steeds gehoorzaamheid aan Babylon, door de viering van de zondag in plaats van de zevende dag. Het is werkelijk geen grootspraak wat Pater Enright in een preek naar voren brengt:
“Aan welke kerk bewijst de gehele beschaafde wereld gehoorzaamheid? De protestanten geven ons alle mogelijke namen, die zich slechts denken laten: Antichrist, het scharlakenrode beest, Babylon, enz. enz. tegelijkertijd zeggen zij ook groten eerbied te hebben voor de Bijbel, en nochtans erkennen zij, door de plechtige viering van de Zondag, de macht van de Katholieke kerk. De Bijbel zegt: “Gedenkt de Sabbatdag, dat gij die heiligt”, maar de Katholieke kerk zegt: “Neen, houdt de eerste dag van de week heilig” en de gehele wereld buigt in gehoorzaamheid.” (Pater Enright; ’s Weerelds Eenige Hoop, blz. 214)
De wet veranderen
De profetie van Daniël met betrekking tot de kleine hoorn, die vervuld is in de Roomse kerk, komt in gedachten. Daniël heeft het al gehoord dat dit gebeuren zou:
“hij zal er op uit zijn tijden en wet te veranderen.” (Daniël 7:25b)
Dit kenteken, al zoveel honderden jaren eerder aan Daniël gegeven, wordt letterlijk vervuld. Rome heeft de grootste wetsverandering aller tijden weten te bewerken. Onder allerlei vroom lijkende redenen is Gods dag veranderd. De sabbat draagt nota bene het zegel van de schepper van hemel en aarde, het is Zijn dag. Deze wetgever van hemel en aarde is de enige ware God, de God van Israël. JHWH is Zijn naam. Hij zal Zijn eer aan geen ander geven. Hij zal ook Zijn dag aan geen ander geven. Al heeft de satan zijn werk grondig gedaan en zit het er zelfs bij veel gelovigen nog steeds ingebakken dat het Gods wil is dat de rustdag verzet is, het zal niet zo blijven. De nieuwe hemel en aarde, het Koninkrijk van God, kent alleen de sabbat als aanduiding voor de wekelijkse verering van de Heere:
“Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die Ik ga maken…”
“En het zal geschieden dat van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat alle vlees zal komen om zich neer te buigen voor Mijn aangezicht, zegt de Heere.” (Jesaja 66:22a,23)
Feesttijden veranderd
De Roomse macht heeft niet alleen de wet veranderd, maar ook de tijden zijn veranderd. Zoals Daniël al gezegd heeft, zal de kleine hoorn als beeld van de antichrist er op uit zijn behalve de wet ook de tijden te veranderen. Ging het bij de wet vooral over het vierde gebod, als het over tijden gaat, worden de ‘feesttijden’ bedoeld. Dit zijn tijden die bestemd zijn voor feestelijke vieringen of herdenkingen. In de Bijbel worden ze genoemd de feesttijden van de Heere. Dit spreekt de Heere tot Mozes:
“De feestdagen van de Heere, die u moet uitroepen, zijn heilige samenkomsten. Dit zijn Mijn feestdagen.” (Leviticus 23:2b)
Daarna schrijft Mozes op Gods bevel de feestdagen van de Heere op. Hij begint met de sabbat en daarna komen de andere feestdagen. Die feesten zijn: het Pesach, het feest van Ongezuurde broden, het Wekenfeest, de dag van Bazuingeschal, de Grote Verzoendag, het Loofhuttenfeest en de slotdag. Soms worden in onze tijd deze Bijbelse feesten onterecht Joodse feesten genoemd. Het zijn echter de feesten van de Heere ofwel Bijbelse feesten.
Deze feesten zijn in de loop van de tijd inderdaad van tijd en betekenis veranderd of ze zijn zelfs helemaal verdwenen. Niet-Bijbelse feesten hebben hun plaats soms ingenomen.
Hoe letterlijk deze profetie vervuld is blijkt uit het volgende overzichtje:
Bijbelse feesten | Christelijke feestdagen |
Sabbat | Zondag |
Pesach | Pasen; veranderd van datum en betekenis |
Ongezuurde broden feest | verdwenen |
Wekenfeest | Pinksteren, veranderd van datum |
Dag van bazuingeschal | verdwenen |
Grote Verzoendag | verdwenen |
Loofhuttenfeest | R.K. Quatertemperdagen; drie vasten dagen met een Loofhuttenfeest liturgie
Prot. Dankdag voor arbeid en gewas |
Slotdag van alle feesten | verdwenen |
—- | Kerstfeest i.p.v. Saturnalia en Zonnewendefeest; heidense oorsprong |
—- | Oud en Nieuw Jaarsfeest; heidense oorsprong |
Alle Bijbelse feesten blijken dus veranderd of verdwenen te zijn. Dat deze veranderingen van de feesttijden ook op rekening van dezelfde antichrist staan zal niemand meer verbazen. Zij heeft dit veranderd op grond van dezelfde autoriteit waarmee zij de sabbat naar de zondag verplaatst heeft:
“Vraag: Hoe kunt u bewijzen, dat de kerk macht heeft feestdagen verplicht te stellen?
Antwoord: Juist daardoor, dat zij de Sabbat verschoven heeft naar de zondag, wat zelfs de protestanten erkennen, waardoor zij zich openlijk tegenspreken als zij de zondag streng onderhouden en de meeste andere feestdagen, die door diezelfde kerk werden ingesteld, heiligen”.
(Abridgement of Christian Doctrine; H. Tuberville, Donay-Kolleg, 1649, blz. 58).
Van Pesach naar Pasen
Het is geen vraag of de gelovigen in de gemeente na Pinksteren, waarvan de meesten Joods zijn, de Bijbelse feesten onderhouden. Zij vieren vanzelfsprekend alle Bijbelse feesten, dus ook bijvoorbeeld het Pesachfeest. Dit feest wordt gevierd op de 14e Nissan, de voorgeschreven Bijbelse datum. Dit is de dag waarop het Pesachlam moest worden geslacht.
Langzamerhand verandert, onder invloed ook van Rome, de tijd en de betekenis van dit feest. Gaandeweg wordt de Pesachviering en het feest van Ongezuurde broden, voor vooral de westerse christenen een tijd van vasten ter herdenking van Christus’ lijden. Zo vangt de kerk van Rome twee vliegen in één klap: de ‘Joodse’ Pesachviering en de sabbat worden gedegradeerd en de eredienst op zondag wordt gepromoveerd.
Een tijdlang is er zelfs sprake van een scheiding in de kerk met betrekking tot het vieren van het Pesachfeest. De kerk in het Westen, die verder afstaat van de Joden en waar de meeste bekeerlingen van heidense afkomst zijn, wil af van het Joodse Pesach. Bij dit deel van de kerk komt de zondag na Pesach als dag van de viering van Pasen steeds meer op. De kerk in het oosten houdt nog lang vast aan de Bijbelse Pesach datum. Zij worden Quartodecimanen genoemd, omdat zij Pesach vieren op de 14e.
Op een gegeven moment wil de bisschop van Rome, Victor (± 195), de viering van Pasen op zondag ook voor de geloofsgemeenschappen van de oosterse kerk verplicht stellen. Dit doet hij onder bedreiging van excommunicatie. In de oosterse kerk houden ze op dat moment in Efeze, nog vast aan het vieren van Pesach op de Bijbelse datum, de 14e Nissan, onder leiding van de bisschop Polycrates. Uit het
antwoord van deze bisschop Polycrates blijkt dat hij zich nog niet laat gezeggen door de paus in dop in Rome. Polycrates verdedigt zich namelijk met te zeggen dat de graven van verschillende belangrijke gelovigen in hun midden zijn, zoals de graven van Polycarpus van Smyrna, van de apostel Johannes en nog een paar martelaren. Zij waren van grote waarde voor de kerk en zij onderhielden allemaal Pasen op de veertiende Nissan.
Het tij is echter niet meer te keren. Op het concilie van Nicea in 325 wordt het Romeins Pasen verplicht gesteld voor de hele kerk met de gemeente in Rome als ‘goed voorbeeld’. Het Bijbelse Pesach wordt zelfs verboden. De kerk denkt eenheid van alle gemeenten in het immense grote Romeinse rijk te bevorderen door een buiten-Bijbelse paasdatum voor de hele kerk vast te stellen.
Beroem u niet
Op het concilie in Nicea in 325 worden twee zaken duidelijk vastgelegd:
1. De eerste zondag na de eerste volle maan na de dag waarop de lente begint, wordt de feestdag van Pasen. Er wordt bewust afgeweken van de Bijbelse datum.
2. Het christelijke paasfeest mag in geen geval met het Joodse samenvallen. Dit betekent dat, eens in de zoveel jaren, wanneer het Pasen toch samen dreigt te vallen met het Bijbelse Pesach, het Pasen een maand wordt verschoven.
Met het veranderen van de feestdatum uit anti-Joodse gevoelens is toch gebeurd, waar Paulus in de Romeinenbrief zo voor gewaarschuwd had:
“Als nu enige van die takken afgerukt zijn, en u, die een wilde olijfboom bent, in hun plaats bent geënt en mede deel hebt gekregen aan de wortel en de vettigheid van de olijfboom, beroem u dan niet tegenover de takken. En als u zich beroemt: U draagt de wortel niet, maar de wortel u.” (Romeinen 11:17,18)
De hoogmoed heeft toch de kop opgestoken, ondanks de waarschuwing. De kerk is niet gebleven in de goedertierenheid van God en is niet ootmoedig gebleven, zoals Jezus leerde. Wat kan hier anders het gevolg van zijn, dan dat God ook zo’n macht streng zal straffen? Zo’n hoogmoedige houding geeft reden het volgende van de woorden van Paulus ook te vrezen: “Anders zult ook u afgehouwen worden.”
Vermenging
Het Roomse of ‘christelijke’ Pasen is van het allereerste begin vermengd geweest met allerlei heidense gebruiken en rituelen van het lentefeest. Deze dingen zijn ver terug te voeren tot in het Babylonische heidendom. De godin van de vruchtbaarheid, al in de Bijbeltijd bekend als Astarte of Istar, speelt een grote rol in de ontstaansgeschiedenis van het Roomse Pasen met alle tradities eromheen. In de Engelse en Duitse naam voor Pasen is de naam Istar letterlijk terug te vinden; Pasen is Easter in het Engels en Oster in het Duits.
De symbolen voor deze godin, zijn het ei, als teken van vruchtbaarheid en van nieuw leven en de haas als teken van vruchtbaarheid. De vis is ook al heel lang een symbool voor Astarte.
Het ei speelt al een rol onder de Babyloniërs. De legende zegt dat uit een ei dat uit de hemel in de Eufraat viel Astarte is geboren. Geverfde eieren worden gebruikt als heilige offers. Hoewel geprobeerd wordt heel veel symboliek een christelijk tintje te geven, de heidense oorsprong is niet weg te poetsen. Paasvuren zijn bijvoorbeeld oorspronkelijk bedoeld om de demonen van de winter te verjagen. Wanneer het de kerk niet lukt die heidense paasvuren uit te bannen, worden ze in de paasceremonie opgenomen als verwijzing naar de rookkolom in de woestijn en naar de opstanding van Christus.
Vastentijd
Alle kerstnachtdiensten, die ook tegenwoordig aan populariteit winnen, en de vroegmissen hebben hun wortels in de aloude zonaanbidding. De redenering hierachter is dat veel dingen, hoewel van heidense oorsprong, beter gekerstend kunnen worden. Verbieden werkt toch niet. Er wordt een christelijk verhaal bij verzonnen en dat rechtvaardigt dan de overname van een gewoonte. Eén gewoonte die ook bij protestanten steeds meer in is, is de veertigdagen vastentijd vóór Pasen. Deze gewoonte is terug te voeren tot de Babylonische legende over Tammuz. Tammuz is veertig jaar als hij door een wilde beer gedood wordt. Hij daalt in de onderwereld af. Zijn moeder Semiramis (of ook Istar) weent veertig dagen over hem, voor elk jaar één dag. Dan komt Tammuz op mystieke wijze in de lente weer tot leven. In oude tijden worden de veertig dagen doorgebracht met wenen, vasten en zelfkastijding met het doel een goede vruchtbare oogst tegemoet te zien.
Veel gelovigen zijn zich niet bewust dat de veertigdagen vastentijd en de lijdensweken deze achtergrond hebben. Maar ze hebben zich ook nooit afgevraagd: Waar vind ik de Bijbelse opdracht tot het veertig dagen vasten en het houden van lijdensweken? Het overnemen van zulke gewoonten van andere religies, heeft de Heere streng verboden. Via Mozes spreekt God tegen Israël:
“wees dan op uw hoede dat u niet, nadat zij van voor uw ogen weggevaagd zijn, in dezelfde valstrik komt, en dat u niet vraagt naar hun goden, door te zeggen: Zoals deze volken hun goden gediend hebben, zo zal ik het ook doen. U mag ten aanzien van de Heere, uw God, niet doen zoals zij. Want alles wat voor de Heere een gruwel is, wat Hij haat, hebben zij voor hun goden gedaan.” (Deuteronomium 12:30,31a)
Het Woord zegt dat we op onze hoede moeten zijn.
Geboortedag van de zon
In de vroege kerk verdwijnt ook de behoefte om richting Jeruzalem te bidden, zoals bijvoorbeeld Daniël deed. Geen wonder, Jeruzalem raakt steeds meer uit de gedachten en de leer van de christenen als centrum van het toekomstige Koninkrijk van God. In navolging van de heidense gewoonte om ’s morgens vroeg richting het oosten te bidden, bij opkomende zon, wordt dit bij christenen ook steeds meer gedaan. Kerkvaders verdedigen dit door te zeggen, dat het oosten de geboorte van het licht vertegenwoordigt of dat bidden in oostelijke richting herinnert aan Gods paradijs of de komst van Christus. De eerder genoemde namen ‘Easter’ en ‘Oster’ wijzen het rechtstreekse verband van Pasen met de zonaanbidding in de richting van het oosten, duidelijk aan.
De geboortedag van de onoverwinnelijke zon (Dies Natalis, Solis Invicti) werd al eeuwenlang gevierd op 25 december. Dit midwinter zonnewende feest, in de donkerste tijd van het jaar, is heel erg populair. De heidense vereerders van de zonnegod Mithra, zoals hij bij de Romeinen heet, geloven dat op die dag de terugkeer van de zon naar de noordelijke hemel begint.
Aan dit feest wordt de geboortedag gekoppeld van ‘het licht der wereld’ Jezus Christus. De kerkvaders willen wel niet toegeven dat zij voor deze datum kiezen voor het geboortefeest van Christus vanwege dit feest van de zon, maar het is overduidelijk. Sommigen komen met andere redenen. Zij berekenen op de één of andere manier 25 maart als de geboortedag van de wereld. Dat zou ook de dag van de ontvangenis van Jezus zijn in Maria’s schoot en daarom zou dan negen maanden later, 25 december de dag van geboorte van Christus zijn. Een Syrische schrijver verklaart eerlijk waarom de geboortedag is gezet naar 25e december:
“Het was een plechtig godsdienstig gebruik onder de heidenen om het feest van de rijzende zon te vieren juist op deze dag, de 25e december. Bovendien, om de plechtigheid van de dag te verhogen, waren ze gewoon om vuren aan te steken, bij welke gebruiken ze gewoon waren om zelfs christelijke mensen uit te nodigen en toe te laten. Toen dus de leraren zagen dat christenen overhelden tot dit gebruik, brachten zij een raad bijeen en vestigden op deze dag het feest van de ware opkomst.” (Samuele Bacchiocchi; Van Sjabbat naar Zondag, blz. 251)
Geboortedag van Christus
De vroege kerk viert de geboorte van Jezus helemaal niet in de eerste drie eeuwen. Een Bijbelse opdracht daartoe ontbreekt ook. Niemand weet trouwens exact Jezus geboorte datum. In ieder geval is dat niet in december geweest. Rekenen vanuit de priesterorde van Zacharia, die bekend is, geeft als waarschijnlijke tijd de herfst. Is Jezus wellicht rond of op het Loofhuttenfeest geboren? Het is niet echt belangrijk het te weten.
In het jaar 336 na Christus verklaart de Rooms-katholieke kerk dat vanaf dat moment op 25 december niet meer de geboortedag van de zonnegod, maar van de Zoon van God gevierd moet worden. De bedoeling van de kerk van Rome is om het voor heidenen makkelijker te maken zich af te keren van de verering van Mithra. De heidense zonnegewoonten worden gekerstend. Verwarring is er overal. Sommigen gaan zelfs denken dat Jezus Zelf Sol, de zonnegod, is.
Kerstmis
Het kerstfeest krijgt ook een element van de Latijnse traditie met zich mee, namelijk dat van de Saturnalia: een feest van uitbundigheid en uitwisseling van geschenken.
Het kerstfeest wordt ‘kerst-mis’ genoemd, omdat het offer van Jezus wordt herhaald in het offer van de Eucharistie. Aan het eind van de Roomse misdienst wordt gezegd of gezongen: “Ite Missa est”. Dat betekent: Gaat, het offer is voltrokken!
Het oude Romeinse midwinterfeest is terug te voeren naar de Babylonische zonnegodverering. Daar ligt de oorsprong van de Moeder-Kind verering, zoals al in het vorige hoofdstuk is uitgelegd. De Babylonische verering van Semiramis ‘de koningin van de hemel’ en Nimrod ‘de godde-lijke zoon van de hemel’ liggen ten grondslag aan het kerstfeest.
Het midwinter zonnewendefeest kent heel veel gebruiken en heilige voorwerpen. Zij worden op de één of andere manier gekerstend. De maretak speelt ook al een rol in het midwinterfeest. Dit takje wordt beschouwd als aan de zon gewijd en het wordt wonderbaarlijke geneeskracht toegeschreven. Dat is dus de herkomst van de kersttak of hulst. Het schenken van groene takken staat voor de Romeinen gelijk aan het toewensen van gezondheid. De takken van groenblijvende bomen werden ‘Strenia’ genoemd, vernoemd naar de godin van de gezondheid. Ook het aansteken van kaarsen als christelijk ritueel gebeurt in navolging van het heidense ritueel: Denk hierbij aan de vier kaarsen die in de advent worden aangestoken. Het oorspronkelijke doel van het aansteken van kaarsen was de verbleekte zonnegod op haar laagste stand te bemoedigen.
De kerstkrans en kerstboom
De kerstkrans stelt het wiel voor dat de omwentelingen van de zon ondersteunt. Op de site van omroep RKK is het volgende te vinden:
‘De adventskrans lijkt in zekere zin op een rad. Die gelijkenis is niet toevallig, maar vindt zijn oorsprong in een oud gebruik van de Germanen. Voor de heidense Germanen was de tijd dat de zon een aantal dagen stilstond aan de Hemel – de zogeheten ‘winterzonnewende’ – reden voor het heiligste feest van het jaar. Als de zon stilstond, zo dachten de Germanen, ‘werkte’ zij niet. Het zou goed zijn als de mensen uit eerbied voor de zon het werk ook zouden laten. Gedurende de tijd dat de zon aan de hemel stilstond lieten de Germanen daarom alle arbeid rusten. Geen wagen- of spinnewiel mocht draaien. Symbolisch werd dit uitgedrukt door een met bosgroen versierd wagenrad aan het plafond van de woning te hangen. Het is dit wagenrad dat door missionarissen bij de kerstening van de Germanen als basis voor de adventskrans werd genomen. De periode van rust rond de zonnewende verklaarden de missionarissen verder tot een periode van inkeer en boete, die paste bij een tijd waarin de komst van Christus wordt verwacht.”
De kerstkrans werd bij de Romeinen al aan de deur gehangen om de kans op een goede gezondheid te vergroten. Het bijgeloof in het christendom denkt dat de cirkelvormige krans kwade geesten, boze heksen en duivels zal afschrikken.
Op eerder genoemde site van omroep RKK is het volgende te vinden over de kerstboom:
“De kerstboom neemt in ons huidige kerstfeest een centrale plek in. Toch is deze spar niet uniek voor Kerstmis. Al lang voor de geboorte van Christus werden er bomen versierd en vereerd. Verschillende heidense volken gebruikten bomen om kwaad af te weren of om kracht aan te ontlenen. Ook de zonnegod Mithras werd geëerd met groene takken die versierd werden met zonnen, manen en sterren.
De Germanen versierden omstreeks de winterse zonnewende een groene den of takken daarvan met licht en geschenken, symbolen van nieuw leven en vruchtbaarheid. De Roomse keizer Karel de Grote (742-814) verbood nog in 807 deze cultus van met licht versierde heilige bomen, maar met weinig succes.”
Deze ‘heilige’ groene boom, de kerstboom, geldt nu als wereldsymbool voor kerstmis. In de Bijbel wordt de altijd groene boom op veel plaatsen genoemd in verband met afgoderij. De vergulde ballen en versieringen symboliseren de zon.
De katholieke Encyclopedie is eerlijk over de herkomst van dit gekerstende feest:
“De welbekende winterfeesten van Dies Natalis, Solis Invicti (de wedergeboorte van de onoverwinnelijke Zon), gevierd op de welbekende 25e december, staan heel duidelijk in direct verband met de herkomst van onze december datum.”
Onzinnig
Ondanks Gods nadrukkelijke bevelen niet de godsdienst en gebruiken van de heidenvolken over te nemen, is het toch op grote schaal gebeurd en gebeurt het nog steeds. God spreekt echter:
“Zo zegt de Heere: U mag u de weg van de heidenvolken niet aanleren, en niet ontstellen door de tekenen aan de hemel, omdat de heidenvolken zich daardoor ontstellen. Want de gebruiken van die volken zijn onzinnig; het is immers een stuk hout, iemand heeft het uit het bos gekapt, vakwerk met de bijl. Met zilver en met goud maken ze het mooi, met spijkers en met hamers zetten ze het vast, zodat het niet kan wiebelen.” (Jeremia 10:2-4)
Laten we eerlijk worden, de hele feestmaand december is één grote leugen met ‘onbijbelse gebruiken’. Met Sinterklaas worden de kinderen voorgelogen, met Kerstfeest en met Oud en Nieuw viering bedriegen we ons zelf. De Heere Jezus is niet in december geboren en het Bijbelse jaar eindigt noch in december, noch begint in januari.
Iedere oprecht gelovige krijgt toch al argwaan als hij ziet, dat de hele ongelovige wereld deze feesten (en ook Pasen) zo gretig viert. Houdt de wereld opeens zoveel van God?
Herstel van de feesten
Hoe anders is het met Gods feesttijden; zij zijn in het vergeetboek geraakt. Terwijl zij voor de gelovigen als onderwijzingen zijn gegeven. Behalve dat de feesten bedoeld zijn om Gods daden te gedenken, geven ze ook een blauwdruk van de heilsgeschiedenis. Wie de feesten jaarlijks viert, doorloopt elk jaar alle delen van Gods prachtige Verlossingsplan. Van de verlossing van de zonde en overwinning op de dood tot het moment dat God alles en in allen zal zijn en heel het heelal vol is van Zijn glorie.
Het wordt voor de gemeente daarom de hoogste tijd zich te bekeren van het vieren van eigen feesten. Het wordt de hoogste tijd dat zij Gods feesten weer gaat vieren. Dat zal tot eer van God zijn, die de feesten, zoals we eerder zagen, Zijn feesttijden noemt. De rijkdom van het vieren van de Bijbelse feesten kan weer ervaren worden, maar daarvoor zijn wel gehoorzaamheid en geloof nodig.
De voorjaarsfeesten
De voorjaarsfeesten, Pesach, het feest van Ongezuurde Broden en het Wekenfeest zijn nog enigszins terug te vinden in het kerkelijke Pasen en Pinksteren. Deze door God ingezette hoogtijdagen hebben hun vervulling gehad in het sterven en de opstanding van de Zoon van God en de uitstorting van de Heilige Geest. Jezus is als Pesach lam geofferd precies op het feest van Pesach. Hij is het Lam dat de zonde der wereld weg neemt. Hij stond op uit de dood, als de eersteling.
Het feest van Ongezuurde Broden beeldt het leven uit dat volgelingen van Jezus behoren te leiden. Het eten van de matzes, het ongezuurde brood, herinnert aan de haast waarmee Israël moest uittrekken. Elke gelovige moet ook nu met haast uittrekken uit elk diensthuis van zonde. De ongezuurde broden zijn ook een beeld van het zuivere leven, vrij van zonden en valse leer.
Precies op het Wekenfeest, het feest van de eerstelingen, stort de Heere Jezus Zijn Geest uit. De gemeente ontvangt de Geest als plaatsvervanger van de Heere Jezus. De wet wordt in het hart geschreven. De discipelen en duizenden na hen kunnen daarna uitgaan om het Evangelie van het Koninkrijk te verkondigen. De eerstelingen van de oogst kunnen worden binnengehaald.
Wat deze voorjaarsfeesten betreft gaat het in onze tijd om het herstel van de betekenis van het feest en het tijdstip van viering. De Bijbel geeft een datum aan, de 14e Nissan, waarop het Pesachfeest gevierd moet worden. Deze 14e Nissan valt steeds op een andere dag in de week en niet altijd op zondag zoals het kerkelijke Romeinse Pasen.
Bij het herstel van het Pesachfeest zullen ook alle symbolen die geen Bijbelse, maar heidense achtergrond en betekenis hebben, de kerkelijke deur uit moeten.
Veel gelovigen hebben ondertussen de rijke betekenis van de Sedermaaltijd, voorafgaand aan de week van ongezuurde broden, al ontdekt. Zij vieren samen met de (Messiaanse) Joden de uittocht uit Egypte, het slavenhuis, en tegelijkertijd vieren zij de persoonlijke bevrijding uit het slavenhuis van de zonde. Jezus, het Lam van God en Zijn kostbare dood zijn het middelpunt van de viering. De viering vindt plaats met een uitgebreide maaltijd met veel ruimte voor vragen, vertellen, zingen en gesprekken. Tijdens zo’n viering neemt het doorvertellen van de grote daden van verlossing aan de kinderen een grote plaats in.
Over de rijke betekenis en het vieren van de voorjaarsfeesten is voldoende literatuur voorhanden. Net als overigens over de najaarsfeesten, die nu aan bod komen.
Najaarsfeesten
Dat de najaarsfeesten helemaal niet meer terug te vinden zijn in de kalender van het Roomse en ook protestantse kerkelijke jaar, verbaast ondertussen niet meer. De verwachting van de komst van het Koninkrijk van God op aarde is steeds meer naar de achtergrond verdwenen. Men ging steeds minder leven met het besef dat Jezus terug zal komen en Zijn Koninkrijk zal vestigen. De letterlijke vervulling van deze najaarsfeesten werd daarom ook niet meer verwacht. Langzamerhand is Rome in plaats van Jeruzalem gekomen, de kerk in plaats van Israël en eigen grootheid, pracht en praal in de plaats van de heerlijkheid van het Koninkrijk. In zo’n antichristelijke kerk, waar alles inderdaad verplaatst wordt is geen plaats voor Bijbelse feesten, die de verwachting van de wederkomst levend houden.
Het feest van de Bazuinen, als er veelvuldig op de sjofars geblazen wordt, wil elk jaar de gelovigen weer opwekken. De bedoeling hiervan is, dat iedereen het weer zal weten: “Jezus’ komst is aanstaande, wees bereid, breng je leven op orde, leef een heilig leven, verwacht Hem spoedig. Deze wereld gaat voorbij, de wereld die komt is dichtbij.”
Grote Verzoendag vieren werkt verootmoedigend. Op deze dag van verootmoediging en vasten, krijgen de gelovigen Gods verzoening diep ingeprent. Grote Verzoendag beeldt de totale verzoening uit. Het offer dat Jezus bracht is voor eens en altijd gebracht tot verzoening van de zonde van de gehele wereld. De verzoening is behalve persoonlijk, ook universeel.
Het ingaan van de hogepriester in het Heiligdom wordt herdacht. Onze Hogepriester is daar nog steeds om voor Zijn volk te bidden. Hij komt echter uit het heiligdom:
“zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid.” (Hebreeën 9:28)
Naar dat moment, dat de Messias opnieuw gezien zal worden, wordt uitgekeken. Wie verwacht nog dat de Hogepriester, onze Heere Jezus, uit het ware Heilige in de hemel te voorschijn komt? Dat zal het moment zijn dat het wachtende volk, in de eerste plaats Israël, gezegend wordt.
Loofhuttenfeest
De bok die weggezonden wordt tijdens Grote Verzoendag, verbeeldt de duivel die weggezonden wordt, waardoor de volken niet meer verleid worden en zo kan dan het Vrederijk aanbreken onder leiding van de Vredevorst.
Deze heerlijke tijd, waar heel de Schepping naar uitziet, wordt nu al in het geloof beleefd tijdens het feest van Loofhutten. Dit feest is allereerst een oogstfeest; het is een vieren dat de hele oogst binnen is. Een prachtig beeld, dat eens zo alle volken in dat Vrederijk geoogst zullen worden, zoals in de beloften in de psalmen en profeten veelvuldig is terug te vinden.
Het feest is ook een herdenken van Gods leiding en zorg in de woestijn van het leven en een vooruitzien naar de tijd waarin de Wet en het Woord van God uit Jeruzalem zullen uitgaan. Voor die tijd geldt:
“Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de Heere van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren.” (Zacharia 14:16)
Het Loofhuttenfeest zal straks door de volken zelf tot vervulling worden gebracht. Zij trekken op naar Jeruzalem als oogst die door de Heere wordt binnengehaald. Daarom zullen zij precies met het Loofhuttenfeest opgaan om de Heere te aanbidden. Wonderlijk! Eens zal ook dit feest een herinneringsfeest zijn. Niet alleen als herinnering aan de uittocht uit Egypte, maar ook als herinnering aan de uittocht uit alle volken, terug naar Israël. Gods volk zal zich dan alleen nog maar herinneren dat ze door de wereld zwierf, verstrooid onder de volken. Over deze tijd valt veel meer te lezen in hoofdstuk 10 van dit boek.
In de reformatietijd en ook daarna in tijden van opwekking heeft God krachtig gewerkt. Voor velen is het licht opgegaan, zij zijn door de prediking van het zuivere Evangelie en door het geloof gered. God zij dank is veel uit het Woord dat verloren was geraakt, weer gezien en geloofd. Maar zijn we al gearriveerd? Is alles hersteld? Is de gemeente weer helemaal gericht op de terugkomst van onze Heere? Dat is toch het doel van de Evangelie verkondiging?
De Messiaanse Jood Elhanan ben Abraham uit Jeruzalem zei in 2010 in een preek in Nederland tegen de gemeente:
“We zijn met de trein op weg van Rome naar Jeruzalem. U bent in Worms allemaal uitgestapt, maar ik hoop dat u uw treinkaartje niet weggegooid hebt, want Worms (de Reformatie, w.v) is niet de eindbestemming. We moeten nog verder met de trein, naar Jeruzalem.”
Verwekken tot jaloersheid
In het Reformatorisch Dagblad van 8 december 2011, staat een artikel, waarin verslag gedaan wordt van een bidstond voor Israël in Den Haag. Ds. Silfhout roept op te bidden voor het behoud van Israël en om vrede in het hart van de Joden. Daarbij haalt hij Pinchas Lapide, een Joodse geleerde met veel kennis van het Nieuwe Testament, aan:
“Jullie christenen hebben alles geprobeerd om ons te bekeren: pogroms, dwangdoop, inquisitie en de laatste jaren oecumenische diensten. Het enige wapen dat Paulus jullie echter heeft toegestaan is het verwekken tot jaloersheid. Maar dat is jullie nog nooit gelukt.” (RD, 08-12-2011, Pagina 2; Artikel: “Kerk moet Joden tot jaloersheid verwekken.”)
Dit is helemaal waar, maar wordt Israël tot jaloersheid gewekt zolang de gemeente nog de niet-Bijbelse feesten viert? Wanneer de gemeente bereid is de Bijbelse feesten, met een Messiaanse invulling, samen met het Joodse volk te vieren, gaat het de goede kant op. Het loslaten van de zondagviering en de terugkeer naar de zevende dag, die de schepper van hemel en aarde heeft gegeven als rustdag, is zeker ook een heel goede stap op de weg tot het jaloers maken van het Joodse volk.
Onnoemelijk is het verlies dat geleden is doordat de gemeente antichristelijk is geworden. De tijden en de wet zijn veranderd. De ontworteling en de verplanting in heidense grond heeft desastreuze gevolgen gehad, zoals in vorige hoofdstukken is beschreven. Het tegenovergestelde van jaloers maken heeft eeuwenlang plaatsgevonden; haat, bitterheid, moordzucht vielen het Joodse volk ten deel.
De gezegende Reformatie heeft veel herplaatst, maar nog steeds zijn maar weinig gelovigen zich bewust van hun geënt zijn op de olijfboom, waar Paulus in Romeinen 11 over schrijft. Dat enten tekent de positie van de gelovigen uit de heidenvolken. De natuurlijke takken zijn afgehouwen en wij als wilde olijfplanten zijn geënt op de edele olijf. Die olijfboom is (Gods Verbond met) Israël. Wij mogen mede-erfgenamen zijn van dezelfde belofte, medeburgers van de heiligen en huisgenoten Gods, niet meer en niet minder (Efeze 2:19 en 3:6).
Nu is de hoogste tijd aangebroken om de geleden schade te herstellen. De gemeente van de Heere Jezus is aan totale vernieuwing toe. Zij moet weer van bovenaf, door haar echte Hoofd, Messias Jezus, geregeerd gaan worden. Het Woord moet onvoorwaardelijk gehoorzaamd worden, zonder erop te letten of de hele kerk wel volgt en zonder zich af te vragen, wat anderen er van vinden. Wanneer de gelovigen zich dat in de reformatietijd hadden afgevraagd, zou er nooit een Reformatie hebben plaatsgevonden. De tijd is te kostbaar om nu maar half werk te doen. “Stel niet uit tot morgen wat gij heden doen kunt”, geldt zeker hier.
Reformatorische geluiden
In de reformatietijd zijn er ook wel stemmen geweest, die zeiden dat het met die zondagviering en bijvoorbeeld de kerstvieringen niet goed zat. De Augsburgse Confessie, die door de opvolger van Maarten Luther, Melanchton, is opgesteld bevat de volgende zinsnede:
“De waarneming van de dag des Heeren (de zondag, w.v.) is niet gegrond op enig Goddelijk bevel, maar op het goeddunken van de kerk.” (Cox’s Sabbath Manual, deel II hdst 1)
Ook Luther en Calvijn wisten dat de vroege kerk de zondag in plaats van de sabbat gesteld heeft, maar tot een herstellen van de sabbat is het helaas niet gekomen. Calvijn is er echter wel een fervent voorstander van geweest alle feesten met roomse gebruiken af te schaffen, ook het kerstfeest. Hij deed zelf absoluut niet mee met dit feest. De Schotse kerk spreekt in 1561 uit dat het kerstfeest een louter menselijke inzetting is en geen Bijbelse. In 1644 wordt in Engeland, als de Puriteinen het parlement beheersen, verklaard dat op 25 december Kerstmis niet in acht zal genomen worden, maar in plaats daarvan zal deze dag worden gezien als een normale marktdag. Ordetroepen halen zelfs versieringen neer en kerstvierders worden gearresteerd.
In Nederland lijkt het er zelfs even op dat we dit van oorsprong heidense feest werkelijk helemaal kwijtraken. Op de synode van Dordrecht van 1574 is het besluit genomen, dat alleen op de zondag voor kerst over Christus’ geboorte gesproken wordt. Men moet met de zondag tevreden zijn. De gemeente moet worden vermaand de viering op de 25e af te schaffen.
Ook de synode van 1618/19 keert zich tegen de kerstviering; later doen Voetius en de zijnen hetzelfde. Het mag echter niet baten; ‘het volk’ wint het glansrijk van de kerkleiding. Kerst op 25 december lijkt onuitroeibaar. De Hervorming van de sabbat en de bijbelse feesten zet niet door. Zou de Heere dit herstel bewaard hebben tot de tijd vlak voor Zijn terugkomst? Als graadmeter hoe het met de gehoorzaamheid en de liefde tot de waarheid gesteld is in de gemeente?
Ga uit van haar Mijn volk
Het mag nu wel duidelijk zijn, dat één van de grootste wandaden, die in de geschiedenis plaats heeft gevonden, het verwerpen van de sabbat en het aannemen van de zondag is. Hierbij is het niet de bedoeling alle gelovigen te veroordelen, die uit onwetendheid Rome hierin gevolgd zijn. Toch is het houden van de rustdag op een andere dag dan God ingesteld heeft een (onbewuste) knieval voor het beeld van het beest.
Laat daarom wat in de reformatietijd en daarna niet gelukt is, nu door de gemeente serieus worden genomen. Nu God het zicht op Zijn Koninkrijk geeft en er weer een levende verwachting geboren wordt, komt er ook het verlangen op één lijn te zitten met de Koning van dat Koninkrijk. Helemaal uitgaan uit Babylon is daarom nu noodzakelijk.
Nu is de tijd aangebroken om, zo vlak voor de komst van de Koning, alles uit de weg te ruimen wat bij Zijn (terug) komst niet past. Treuren daarover hoeft niet. Iets wat verloren was terugvinden geeft grote vreugde. Laat het zoeken van de eer van God de Schepper hierbij bovenaan staan.
Radicaliteit in het gehoorzamen aan haar Hoofd en Heere kan de gemeente vrijmaken van alle resten van het Babylonische systeem. Hier geldt wel heel bijzonder Jezus’ oproep;
“Ga uit van haar, Mijn volk, opdat je aan haar zonden geen gemeenschap hebt…” (Openbaring 18:4b)
Persoonlijke keus en samen vieren
Wacht niet op anderen om de zevende dag te heiligen. Het is allereerst een persoonlijke zaak, tussen jou en de Heere. Je kunt de Heere van de Sabbat op elk moment vragen om hulp. Zoals er nog nooit iemand spijt heeft gehad, die zich bekeerde van eigen wegen en Gods wil ging doen, zo zal niemand ooit spijt krijgen zijn of haar Maker en Heere gehoorzaam te zijn in het rusten op de door God apart gezette dag. Doe het uit liefde tot God, want dat is het eerste en grote gebod. De Heere Jezus antwoordt op de vraag: “Meester wat is het grote gebod in de wet?”, met; “U zult de Heere uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en grote gebod.” (Mattheus 22:36-38)
Het vieren van de feesten is bijna niet mogelijk zonder anderen. Daarom staat er ook in Gods Woord dat er op de feestdagen van de Heere, te beginnen met de Sabbat, heilige samenkomsten zullen zijn. Zoek andere gelovigen op die de Heere zoeken te behagen, door Zijn feesten te vieren. Samen met hen ga je in praktijk brengen wat staat in het boek Nahum:
“Zie op de bergen de voeten van hem die het goede boodschapt, die vrede laat horen! Vier uw feesten o Juda, kom uw geloften na, want de verderfelijke man zal voortaan niet meer door u heen trekken, hij is helemaal uitgeroeid.” (Nahum 1:15b)
De macht die jou beroofd heeft van de sabbat en de feesten zal niet lang meer bestaan.
Nog genoeg vragen
Naast het weer gehoorzamen aan het gebod om op de zevende dag te rusten en Gods feesten te vieren, zijn er ook nog andere zaken, die tegen het licht van Gods Woord gehouden moeten worden. Er zijn nog genoeg vragen te stellen bij de huidige praktijk van het gemeente zijn. Zoals de vragen, die ook voortkomen uit dit hoofdstuk: Is Jeruzalem in de leer alweer in de plaats van Rome gekomen? Is de levende verwachting van en het verlangen naar het Koninkrijk van God al helemaal terug in de leer? Of zijn we nog steeds gericht op de hemel? Krijgen de Profeten uit het Oude Testamant alle ruimte om te spreken? En wat te denken van het herstel van Israël, mag daar voluit Bijbels over gedacht en gesproken worden of leggen we de Bijbel nog steeds bepaalde sancties op als ‘dat moet je niet letterlijk nemen’?
Er zijn nog veel meer vragen te stellen: Kun je zeggen dat alle gaven weer teruggekomen zijn in plaats van het ‘alleenrecht’ van de ambten? Wordt in elke gemeente erkend dat elke gelovige gezalfd is met de Heilige Geest? Wordt de gemeente nu echt van onderuit geregeerd? Of is er toch nog steeds sprake van rangen en standen in de gemeente? Kan de Heilige Geest eigenlijk nog steeds maar via één persoon spreken in de gemeente? Worden veel gemeenten niet geregeerd door een voorganger, een dominee of een kerkenraad? Maar zo was het toch niet in de gemeente net na Pinksteren? Zijn we dan wel echt los van het Babylonische systeem?
En om nog een gevoelig punt te noemen: Is de praktijk van babybesprenging en babydoop ook niet terug te voeren op heidense praktijken met Babylonische wortels? Kunnen we voor Gods aangezicht volhouden, dat de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen? Waarom zeiden de apostelen dan niet eenvoudig op het apostelconvent in Jeruzalem: “Wat maken jullie je toch druk of de heidenen besneden moeten worden, we hebben voor de besnijdenis toch de doop in de plaats gekregen?”
Wordt daartegenover in navolging van Rome, die de besprenging als genademiddel ziet, door sommigen de (volwassen) doop niet overgewaardeerd, alsof de doop het bad van wedergeboorte is? De gelovige bezit toch alles in Christus? Door het geloof in Hem worden we toch gereinigd en ontvangen we nieuw leven?
Is de persoonlijke opstanding uit de dood nog wel de hoop van de gelovige? Of is er nog steeds een verachting van het lichamelijke? Is de hoop op het Koninkrijk van God wel een levende hoop? Is de wederkomst nog wel het doel waar we naar jagen, het verlangen van ons hart? Hoe zit het met de beloning en straf? Willen we daar de Bijbel nog wel op onderzoeken of laat het ons allemaal koud?
Bij het stellen van dergelijke vragen beseffen we wellicht dat de antwoorden ons weleens kunnen beschamen. We zijn er nog niet. We moeten nog meer geestelijk loskomen van vaak onbewuste verbindingen met Babylon.
Gebed
“Vader in de hemel. Hoe kunnen we ooit als gemeente worden zoals U het bedoelt? Hoe zullen we ooit helemaal loskomen van het religieuze systeem dat Babylon heet, zonder de krachtige werking van Uw Geest? Laat Uw voorbede ons heiligen, Heer. U hebt gebeden dat we bewaard zouden worden voor de boze en dat we door Uw waarheid geheiligd zouden worden. Uw Woord is de waarheid. Heere, help ons, wees ons genadig, geef ons opnieuw een hervorming. Laat ons denken gevormd worden door U, door Uw Woord. Geef ons de moed afstand te nemen van wat niet uit U is. Leer mij Uw wil, ja alleen de Uwe, te doen. Maak ons volmaakt één, opdat Uw Naam verheerlijkt zal worden. Hoor ons, omdat we in Jezus’ Naam tot U bidden.”
(Overgenomen uit Weg uit Babylon, Wim Verwoerd)