Het is geen vraag of de gelovigen in de gemeente na Pinksteren, waarvan de meesten Joods zijn, de Bijbelse feesten onderhouden. Zij vieren vanzelfsprekend alle Bijbelse feesten, dus ook bijvoorbeeld het Pesachfeest. Dit feest wordt gevierd op de 14e Nissan, de voorgeschreven Bijbelse datum. Dit is de dag waarop het Pesachlam moest worden geslacht.

Langzamerhand verandert, onder invloed ook van Rome, de tijd en de betekenis van dit feest. Gaandeweg wordt de Pesachviering en het feest van Ongezuurde broden, voor vooral de westerse christenen een tijd van vasten ter herdenking van Christus’ lijden. Zo vangt de kerk van Rome twee vliegen in één klap: de ‘Joodse’ Pesachviering en de sabbat worden gedegradeerd en de eredienst op zondag wordt gepromoveerd.

Een tijdlang is er zelfs sprake van een scheiding in de kerk met betrekking tot het vieren van het Pesachfeest. De kerk in het Westen, die verder afstaat van de Joden en waar de meeste bekeerlingen van heidense afkomst zijn, wil af van het Joodse Pesach. Bij dit deel van de kerk komt de zondag na Pesach als dag van de viering van Pasen steeds meer op. De kerk in het oosten houdt nog lang vast aan de Bijbelse Pesach datum. Zij worden Quartodecimanen genoemd, omdat zij Pesach vieren op de 14e.

Op een gegeven moment wil de bisschop van Rome, Victor (± 195), de viering van Pasen op zondag ook voor de geloofsgemeenschappen van de oosterse kerk verplicht stellen. Dit doet hij onder bedreiging van excommunicatie. In de oosterse kerk houden ze op dat moment in Efeze, nog vast aan het vieren van Pesach op de Bijbelse datum, de 14e Nissan, onder leiding van de bisschop Polycrates. Uit het
antwoord van deze bisschop Polycrates blijkt dat hij zich nog niet laat gezeggen door de paus in dop in Rome. Polycrates verdedigt zich namelijk met te zeggen dat de graven van verschillende belangrijke gelovigen in hun midden zijn, zoals de graven van Polycarpus van Smyrna, van de apostel Johannes en nog een paar martelaren. Zij waren van grote waarde voor de kerk en zij onderhielden allemaal Pasen op de veertiende Nissan.

Het tij is echter niet meer te keren. Op het concilie van Nicea in 325 wordt het Romeins Pasen verplicht gesteld voor de hele kerk met de gemeente in Rome als ‘goed voorbeeld’. Het Bijbelse Pesach wordt zelfs verboden. De kerk denkt eenheid van alle gemeenten in het immense grote Romeinse rijk te bevorderen door een buiten-Bijbelse paasdatum voor de hele kerk vast te stellen.

Beroem u niet

Op het concilie in Nicea in 325 worden twee zaken duidelijk vastgelegd:

1. De eerste zondag na de eerste volle maan na de dag waarop de lente begint, wordt de feestdag van Pasen. Er wordt bewust afgeweken van de Bijbelse datum.

2. Het christelijke paasfeest mag in geen geval met het Joodse samenvallen. Dit betekent dat, eens in de zoveel jaren, wanneer het Pasen toch samen dreigt te vallen met het Bijbelse Pesach, het Pasen een maand wordt verschoven.

Met het veranderen van de feestdatum uit anti-Joodse gevoelens is toch gebeurd, waar Paulus in de Romeinenbrief zo voor gewaarschuwd had:

“Als nu enige van die takken afgerukt zijn, en u, die een wilde olijfboom bent, in hun plaats bent geënt en mede deel hebt gekregen aan de wortel en de vettigheid van de olijfboom, beroem u dan niet tegenover de takken. En als u zich beroemt: U draagt de wortel niet, maar de wortel u.” (Romeinen 11:17,18)

De hoogmoed heeft toch de kop opgestoken, ondanks de waarschuwing. De kerk is niet gebleven in de goedertierenheid van God en is niet ootmoedig gebleven, zoals Jezus leerde. Wat kan hier anders het gevolg van zijn, dan dat God ook zo’n macht streng zal straffen? Zo’n hoogmoedige houding geeft reden het volgende van de woorden van Paulus ook te vrezen: “Anders zult ook u afgehouwen worden.”

Vermenging

Het Roomse of ‘christelijke’ Pasen is van het allereerste begin vermengd geweest met allerlei heidense gebruiken en rituelen van het lentefeest. Deze dingen zijn ver terug te voeren tot in het Babylonische heidendom. De godin van de vruchtbaarheid, al in de Bijbeltijd bekend als Astarte of Istar, speelt een grote rol in de ontstaansgeschiedenis van het Roomse Pasen met alle tradities eromheen. In de Engelse en Duitse naam voor Pasen is de naam Istar letterlijk terug te vinden; Pasen is Easter in het Engels en Oster in het Duits.

De symbolen voor deze godin, zijn het ei, als teken van vruchtbaarheid en van nieuw leven en de haas als teken van vruchtbaarheid. De vis is ook al heel lang een symbool voor Astarte.

Het ei speelt al een rol onder de Babyloniërs. De legende zegt dat uit een ei dat uit de hemel in de Eufraat viel Astarte is geboren. Geverfde eieren worden gebruikt als heilige offers. Hoewel geprobeerd wordt heel veel symboliek een christelijk tintje te geven, de heidense oorsprong is niet weg te poetsen. Paasvuren zijn bijvoorbeeld oorspronkelijk bedoeld om de demonen van de winter te verjagen. Wanneer het de kerk niet lukt die heidense paasvuren uit te bannen, worden ze in de paasceremonie opgenomen als verwijzing naar de rookkolom in de woestijn en naar de opstanding van Christus.

Vastentijd

Alle kerstnachtdiensten, die ook tegenwoordig aan populariteit winnen, en de vroegmissen hebben hun wortels in de aloude zonaanbidding. De redenering hierachter is dat veel dingen, hoewel van heidense oorsprong, beter gekerstend kunnen worden. Verbieden werkt toch niet. Er wordt een christelijk verhaal bij verzonnen en dat rechtvaardigt dan de overname van een gewoonte. Eén gewoonte die ook bij protestanten steeds meer in is, is de veertig-dagen vastentijd vóór Pasen. Deze gewoonte is terug te voeren tot de Babylonische legende over Tammuz. Tammuz is veertig jaar als hij door een wilde beer gedood wordt. Hij daalt in de onderwereld af. Zijn moeder Semiramis (of ook Istar) weent veertig dagen over hem, voor elk jaar één dag. Dan komt Tammuz op mystieke wijze in de lente weer tot leven. In oude tijden worden de veertig dagen doorgebracht met wenen, vasten en zelfkastijding met het doel een goede vruchtbare oogst tegemoet te zien.

Veel gelovigen zijn zich niet bewust dat de veertig-dagen vastentijd en de lijdensweken deze achtergrond hebben. Maar ze hebben zich ook nooit afgevraagd: Waar vind ik de Bijbelse opdracht tot het veertig dagen vasten en het houden van lijdensweken? Het overnemen van zulke gewoonten van andere religies, heeft de Heere streng verboden. Via Mozes spreekt God tegen Israël:

“wees dan op uw hoede dat u niet, nadat zij van voor uw ogen weggevaagd zijn, in dezelfde valstrik komt, en dat u niet vraagt naar hun goden, door te zeggen: Zoals deze volken hun goden gediend hebben, zo zal ik het ook doen. U mag ten aanzien van de Heere, uw God, niet doen zoals zij. Want alles wat voor de Heere een gruwel is, wat Hij haat, hebben zij voor hun goden gedaan.” (Deuteronomium 12:30,31a)

Het Woord zegt dat we op onze hoede moeten zijn.

(Uit Weg uit Babylon, Wim Verwoerd)